Menu

Uw zoekacties: Rechtsvoorgangers van de Spaarne Scholengemeenschap te Haarlem

3525 Rechtsvoorgangers van de Spaarne Scholengemeenschap te Haarlem

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Begin 1862, kort na het aantreden van een nieuwe regering onder leiding van de liberale voorman J.R. Thorbecke, werd een wetsvoorstel ingediend dat een jaar later, op 2 mei 1863, uitmondde in de Wet op het Middelbaar Onderwijs. Thorbecke, de geestelijke vader van de wet, zorgde daarmee eindelijk voor een wettelijk geregelde opleidingsvorm, die in een aantal ons omringende landen al lang bestond.
De wet rekende de volgende scholen tot het middelbaar onderwijs: burgerscholen, hogere burgerscholen en middelbare scholen voor meisjes (gymnasia behoorden volgens Thorbecke niet tot het middelbaar onderwijs). Deze scholen waren de vervangers van de bestaande Franse scholen, kostscholen, de tweede afdelingen van de gymnasia en de industrie-, handels- en tekenscholen, voor zover ze algemeen vormend onderwijs boden.
Het particulier initiatief werd beteugeld. De rol van de staat moest beperkt blijven; vooral de lagere overheid moest de handen uit de mouwen steken. Ook in de uitvoering liet de overheid veel ruimte. Er kwamen geen toelatingsexamens, slechts een opsomming van de mogelijke vakken voor de diverse schoolsoorten, geen verplichte leerstof, wel veel adviezen en aanwijzingen om gemeentelijke regelingen te treffen.
Nu het wettelijke kader voor het middelbaar onderwijs was gegeven, zou veel afhangen van de uitvoering, die slechts voor een beperkt deel direct van het landsbestuur afhankelijk was. De begeleiding van die uitvoering werd opgedragen aan inspecteurs. Er werden er drie benoemd, van wie D.J. Steyn Parvé de belangrijkste was.
De eerste HBS-en werden in september 1864 geopend. Rijksscholen kwamen er het eerst te Groningen en Roermond; de eerste gemeentelijke HBS-en te Zutphen, Leiden, Delft, Haarlem, Sneek, Deventer en Maastricht. Tijdens het eerste cursusjaar kwam er nog een rijks-HBS te Middelburg en een gemeentelijke te 's-Gravenhage. Het waren alle 5-jarige HBS-en. De eerste met een 3-jarige cursus werd in september 1865 te Gouda geopend. In 1870 was het voorgeschreven minimum van 15 rijksscholen bereikt en hadden vele gemeenten een HBS gesticht. * 
Al vanaf het begin is er in Haarlem sprake van geweest het bestaande Stedelijk Gymnasium op te laten gaan in deze nieuwe vorm van onderwijs. Bovendien was hier een financieel voordeel mee te halen. Een dergelijke samenvoeging leverde het stadsbestuur een toezegging van zevenduizend gulden op van minister Thorbecke. Daartoe werd besloten in de vergadering van de gemeenteraad op 27 januari 1864. Het besluit luidde als volgt: ten eerste 'er zal eene burgerschool voor middelbaar onderwijs worden opgerigt', ten tweede 'er zal een hoogere burgerschool worden opgerigt, met vijfjarigen cursus, met subsidie van het Rijk, en daaraan, in afwachting der Wet op het hooger onderwijs, eene gewone Latijnsche school worden verbonden' en ten derde 'het tegenwoordig Gymnasium zal worden opgeheven'. * 
Besloten werd dat de overgebleven leerlingen hun intrek zouden nemen in de nieuw op te richten HBS (als afdeling Latijnse School van de HBS). Bij raadsbesluit van 20 april 1864 werd besloten te Haarlem een Gemeentelijke HBS met 5-jarige cursus te vestigen. De school werd voorlopig gevestigd in het gebouw van het Stedelijk Gymnasium aan het Prinsenhof. Een jaar na de opening betrok men een eigen gebouw aan de Jacobijnestraat.
De begindatum van de cursus werd bepaald op maandag 5 september 1864. Hoewel de Wet op het Middelbaar Onderwijs toelating tot de school geheel vrij liet, heeft men in Haarlem van het begin af toelatingsexamens gehouden. * 
In de eerste twee leerjaren zouden alle leerlingen dezelfde vakken volgen. Daarna kon wie dat wilde Latijn en Grieks volgen en eventueel, samen met de HBS-ers, wis- en natuurkunde. Getalsmatig althans werkte de nieuwe constructie voor het gymnasium-onderwijs niet gunstig. In 1864 telde de nieuwe school 76 'pure' HBS-ers en slechts 19 leerlingen van de Latijnse schoolafdeling. Men zou verwachten, dat deze eerste Haarlemse Scholengemeenschap rustig zou hebben voortbestaan tot de invoering van de Mammoetwet (1968). Het liep echter anders. In een brief van 30 maart 1873 suggereerde de Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs de lessen van de HBS en de afdeling Latijnse School weer te splitsen. B en W stelden deze brief in handen van de Commissie van Toezicht. Deze schreef terug, dat zij 'langdurig beraadslaagd' had en allang op middelen gezonnen had om het gymnasiumonderwijs aan te passen aan 'de eischen des tijds'. Alleen het wachten op de nieuwe Wet op het Hoger Onderwijs had de commissie er tot dan toe van weerhouden splitsing van HBS en Gymnasium voor te stellen. *  In 1875 kwam de totale scheiding tot stand tussen Gymnasium en HBS en daarop vooruitlopend werd in 1874 tevens een HBS met 3-jarige cursus opgericht (zie aldaar).
Bij raadsbesluit van 27 juli 1887 werd de HBS ook toegankelijk gesteld voor meisjes. Er kwamen dan ook vier meisjes op school, één in de eerste en drie in de tweede klas. Ze konden echter geen les krijgen in gymnastiek. * 
De huisvestingsproblemen van het schoolgebouw aan de Jacobijnestraat werden met het jaar groter. Reeds in 1902 was er een voorstel van de Commissie van Toezicht betreffende nieuwbouw. Het terrein van de oude gasfabriek aan de Zijlvest werd uiteindelijk bestemd als plaats voor de bouw van de nieuwe school. Dinsdag 3 september 1907 vond de opening plaats van het nieuwe schoolgebouw. * 
Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 is ook voor de school van ingrijpende betekenis geweest. Één van de leraren en zes leerlingen werden onder de wapenen geroepen en het schoolgebouw werd zelfs tijdelijk door militairen bezet. Bovendien kon het 50-jarig bestaan van de school niet gevierd worden door de oorlogsomstandigheden, iets wat zich herhaalde in 1939 bij de viering van het 75-jarig bestaan. * 
Door het toenemend aantal leerlingen werd in 1916 een drietal nieuwe leslokalen gebouwd. Als in 1918 de toeloop van het aantal leerlingen weer groter is, moesten vier klassen worden ondergebracht in een villa aan de Zijlweg 24. * 
Na de oorlog werden verschillende nieuwe scholen in Haarlem gesticht, waaronder een tweede HBS met 5-jarige cursus in september 1919, in het gebouw Prinsen Bolwerk 3. De 'oude' school heette voortaan 1ste HBS met 5-jarige cursus. * 
In 1925 vond er een zeer belangrijke reorganisatie van het Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs in Haarlem plaats. In verband met een daling van het aantal nieuwe leerlingen achtte de wethouder het van belang het Openbaar Middelbaar Onderwijs zo goed mogelijk te outilleren. Tevens vond de lyceum-gedachte meer en meer ingang. De HBS moest een literair-economische afdeling erbij krijgen en samen met het Gymnasium een Lyceum vormen. Bij raadsbesluit van 27 mei 1925, nr. 18, werd besloten: * 
"A. I. Met ingang van 1 sept. 1925 wordt opgeheven de 1e Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus;
II. met ingang van dien datum wordt opgericht een Lyceum met een 2-jarigen onderbouw, onder leiding van de heren C. Spoelder, rector van het Gymnasium en W.C.G.H. van Mourik Broekman, thans directeur der 1e H.B.S. met 5-jarigen cursus.
De bovenbouw van het Lyceum zal bestaan uit:
a. een klassieke afdeeling van 4 jaar, waarvan het einddiploma gelijke rechten geeft als dat van het Gymnasium
b. een H.B.S.-afdeeling, waarvan de leerlingen na het beëindigen van de derde klasse zullen vergaan in:
1. de mathematische H.B.S.-afdeeling van 2 jaar (de zgn. H.B.S. afd. B); of naar:
2. de literair-economische H.B.S.-afdeeling van 2 jaar (de zgn. H.B.S. afd. A) speciaal bestemd voor die leerlingen bij wie de taalkundige en niet de wiskundige aanleg het sterkst ontwikkeld blijkt te zijn.
III. Als uitvloeisel van het besluit sub A. I en II wordt bepaald: dat de heer C. Spoelder, naast zijn taak als rector van het Gymnasium zal worden belast met de leiding der klassieke afdeeling van het Lyceum en de heer W.C.G.H. van Mourik Broekman de leiding der H.B.S.-afdeelingen van het Lyceum als zijn taak zal zien aangewezen, terwijl ten opzichte van den onderbouw elk der beide functionarissen een gedeelte der desbetreffende klassen onder hun opzicht verkrijgen.
IV. De H.B.S. met 5-jarigen cursus met gewijzigd leerplan (H.B.S. met 3-jarigen cursus met daaraan verbonden Hoogere Handelsschool) onder directie van den heer S. Elzinga, blijft in haar tegenwoordigen vorm ongewijzigd.
B. De bestaande inrichtingen voor hooger- en middelbaar onderwijs zullen met 1 september 1925 hebben de navolgende benamingen:
a. het Gymnasium zal heeten: "Gymnasium";
b. de 2e H.B.S. met 5-jarigen cursus: "Hoogere Burgerschool B met 5-jarigen cursus";
c. de H.B.S. met 5-jarigen cursus met gewijzigd leerplan: "H.B. School A met 5-jarigen cursus (Hoogere Handelsschool en H.B. School met 3-jarigen cursus, met aparte handels-eindklasse)."
De opzet van het lyceum was klaarblijkelijk wel geslaagd, want van nu af aan vertoonde het aantal leerlingen voortdurend een stijgende lijn; de gebouwen aan het Prinsenhof en de Zijlvest werden weldra te klein en een dependance werd gevestigd in een gebouw aan de Tempeliersstraat. * 
Bij raadsbesluit van 9 augustus 1933, nr. 29, werd om bezuinigingsredenen besloten tot opheffing van de gymnasiale en van de literair-economische afdeling van het Lyceum. Hiermee werd het bestaan van het Gemeentelijk Lyceum beëindigd; het verkreeg met ingang van 1 september 1933 de naam 1e H.B.S.-B met 5-jarigen cursus. Het Lyceum, gesticht in 1925, had zich - wat leerlingental betrof - tot de bloeiendste inrichting van middelbaar onderwijs in Haarlem en zelfs van het gehele land ontwikkeld. Het aantal leerlingen, bij de stichting 285, was geleidelijk gestegen tot het maximum van 503 in het laatste cursusjaar. * 
In 1958 ging het gemeentebestuur over tot een ingrijpende reorganisatie van het Middelbaar Onderwijs. De HBS-A en de HBS-B werden opgeheven en in plaats daarvan werd het Lourens Costerlyceum gesticht.
1. Geraadpleegde literatuur
Inventaris
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1864-1969
Omvang in meters:
12,40
Periode documenten:
1864-1969
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-410. Lijsten van directeuren van de rechtsvoorgangers van de Spaarne Scholengemeenschap, 1864-1969, en index op de leerlingenkaarten van de HBS-A, 1923-1958 (inv.nrs. 289-303) in de inventaris. Het archief bevat leerlingenkaarten van de HBS-A, 1921/1922-1927/1928 (inv.nrs. 284-287), 1923-1958 (inv.nrs. 289-303), HBS-B, (ca. 1914/1915)-1968/1969 (inv.nrs. 126-129, inclusief leerlingenkaarten van het Lourens Costerlyceum, 1958-1969), Th.M. Ketelaarschool voor MAVO, 1949-1969 (inv.nrs. 378-381) en Karel van Manderlyceum, 1958-1969 (inv.nrs. 358-361). Inv.nrs. 126-129 zijn vanwege slechte materiële staat niet raadpleegbaar.
Gemeente:
Haarlem