Menu

Uw zoekacties: Ambachts- en Gemeentebestuur van Heemstede (Gemeente Heemstede)

3868 Ambachts- en Gemeentebestuur van Heemstede (Gemeente Heemstede)

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis
2. Bestuur
3868 Ambachts- en Gemeentebestuur van Heemstede (Gemeente Heemstede)
Inleiding
2.
Bestuur
Zoals gezegd was Heemstede een ambachtsheerlijkheid. De ambachtsheer had het recht om de schout, schepenen, secretaris, predikant en onderwijzer aan te stellen. Er waren zeven schepenen. Het schoutambt werd door de ambachtsheer verpacht. In ruil voor zijn benoeming moest de schout jaarlijks een vast bedrag, de 'recognitie', betalen aan de ambachtsheer. Daarvoor ontving hij dan faciliteiten in het slot, waar werd vergaderd en het archief bewaard werd. De schout was meestal ook secretaris van het dorpsbestuur en de ambachtsheer.
Verder bezat de ambachtsheer het recht tot opstellen en goedkeuren van verordeningen, het verlenen van vergunningen voor de uitoefening van een beroep of bedrijf en de vaststelling van de ambachtsrekening.
Het spreekt vanzelf dat de veelal absente ambachtsheren en -vrouwen geen gelegenheid hadden om zich intensief met het dorpsbestuur te bemoeien. In de praktijk lagen het dagelijks bestuur en de rechtspraak daarom bij de schout, als vertegenwoordiger van de ambachtsheer, en de schepenen als vertegenwoordigers van de inwoners. Schout en schepenen voerden slechts de lage rechtspraak uit, waarbij zij geen zwaardere straffen dan boetes konden uitspreken. De hoge rechtspraak was in handen van de baljuw van Kennemerland. In de 17e en 18e eeuw werd de 'rechtdag' door schout en schepenen gehouden op de eerste donderdag van de maand, behalve als die op Hemelvaartsdag viel, dan werd de tweede donderdag genomen.
Twee van de schepenen werden door de ambachtsheer aangesteld als weesmannen, die toezicht moesten houden op het beheer van de goederen van de weeskinderen en zo nodig ook hun onderbrenging moesten regelen. Zij hadden ook het toezicht op krank- en zwakzinnige personen, voor wie zij voogden moesten vinden, die hen jaarlijks verslag van hun beheer kwamen afleggen.
Na de Franse inval en de stichting van de Bataafse Republiek in 1795 werden de ambachtsheerlijkheden afgeschaft, en daarmee het recht van de heer of vrouw om de plaatselijke ambtenaren aan te stellen. Hun recht op het beroepen van de predikant en de benoeming van kerkenraadsleden en kerkmeesters bleef wel gehandhaafd.
In Heemstede werden in juni 1795 verkiezingen gehouden voor een voorlopige municipaliteit. In tegenstelling tot de latere gemeenteraad, vervulde deze municipaliteit ook nog de taak van schepenbank. In december volgden verkiezingen voor een definitieve municipaliteit. De stemgerechtigde burgers moesten daarvoor naar de kerk komen, waar ze 10 kiezers kozen. Die 10 kiezers moesten dan op hun beurt de 7 municipaliteitsleden (tevens schepenen), 4 plaatsvervangers en 1 schout aanwijzen. Tot schout werd Jan Dolleman Sr. gekozen, die ook onder het oude regime al als zodanig dienst gedaan had. Hij nam ook het secretarisambt op zich.
Begin 1797 trad weer een nieuwe municipaliteit aan, nu uit vijf man bestaand, hoewel de schepenbank nog steeds zeven leden telde. Deze schepenbank mocht nog steeds alleen boeteplichtige zaken behandelen. Ook de nieuwe municipaliteit was geen lang leven beschoren. Op 21 maart 1798 werden de leden ontslagen door twee 'Agenten van het administratief bestuur van het voormalig gewest Holland'. Deze agenten benoemden meteen een nieuwe municipaliteit, deels bestaande uit de oude leden. Ook de schout werd herbenoemd.
In 1798 kwam een landelijke Grondwet gereed. De oude provincies werden opgeheven en het land werd in Departementen verdeeld. Heemstede viel onder het Departement van Texel (hoofdstad Alkmaar) en het District Noordzee. Drie jaar later werden de grenzen van de vroegere provincies weer hersteld. Heemstede kwam te behoren bij het 55ste district van het Departement Holland, dat Den Haag als hoofdstad had. De andere dorpen in het 55ste district waren Zandvoort, Tetterode (Overveen), Aelbertsberg (Bloemendaal), Vogelenzang, Berkenrode en Bennebroek. Heemstede was de hoofdplaats van het district.
In 1806 werd de Bataafse Republiek door Napoleon opgeheven en opgenomen in het door hem gestichte Koninkrijk Holland. Heemstede kwam onder het departement Amstelland te vallen. Bij de invoering van het Staatsbesluit van 6 juni 1806 kreeg de ambachtsvrouw opnieuw het recht van aanstelling van ambtenaren.
In 1810 werd het Koninkrijk Holland ingelijfd bij Frankrijk. Als gevolg hiervan kreeg het land per 1 januari 1811 weer een nieuwe departementale indeling. Heemstede kwam nu onder het Departement van de Zuiderzee te vallen, dat het grondgebied van Noord-Holland en Utrecht bestreek en Amsterdam als hoofdstad kreeg. Het Departement was onderverdeeld in Arrondissementen. Heemstede viel onder het arrondissement Haarlem. Zowel de Maire (burgemeester) als de leden van de raad werden niet gekozen maar benoemd door de Prefect, het hoofd van het Departement.
De nieuwe Departementale indeling had nog andere gevolgen: de gemeente Bennebroek werd bij Heemstede gevoegd. Deze maatregel werd per eind 1816 weer teruggedraaid, zodat Bennebroek vanaf 1817 weer een zelfstandige gemeente was.
In maart 1811 werd een vredegerecht ingesteld, dat de zaken zou overnemen die tot dan toe onder de schepenbank vielen. Een zeer impopulaire maatregel was de conscriptie, de dienstplicht van alle jongemannen van 20-23 jaar, die ook in 1811 werd ingesteld.
1813 bracht de val van Napoleon en daarmee de bevrijding van de Franse overheersing. Op 20 november legde de onder-prefect van het arrondissement zijn functie neer. Vijf dagen later kregen de inwoners van Heemstede van hun Raad toestemming om de Nederlandse vlag uit te steken. De Grondwet van 1814 herstelde de heerlijke rechten weer, tot ze bij de grondwetsherziening van 1848 definitief werden afgeschaft.
Burgemeesters werden gerekruteerd uit de locale gegoeden. De titel burgemeester kwam overigens pas rond 1825 in gebruik. Voor die tijd werd de burgemeester nog schout genoemd, en in de Franse tijd Maire. In Heemstede combineerde de burgemeester zijn ambt soms met de functie van gemeentesecretaris. Meerdere schout-secretarissen oefenden tegelijkertijd ook nog het notarisambt uit. Deze laatste combinatie werd echter in 1842 verboden. Na aanvankelijke dispensatie werd Jan Dolleman Jr. in 1850 dan toch voor de keuze gesteld tussen zijn burgemeesterschap of zijn notarisambt. Hij koos voor het laatste omdat dat hem meer inkomen opleverde. Het burgemeestersambt, dat als een erefunctie werd gezien, werd namelijk slecht betaald. Een niet-kapitaalkrachtige burgemeester was voor zijn inkomen mede afhankelijk van zijn bijbanen. In plattelandsgemeenten in de 19de eeuw konden ook ambtenaren meerdere functies uitoefenen: in Heemstede komen we regelmatig de combinatie van secretaris en ontvanger tegen.
Bij de grondwetswijziging van 1848, gevolgd door de Provinciewet van 1850 en de Gemeentewet van 1851, werd ingesteld dat de burgemeester door de Kroon benoemd werd, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, die daarin meestal het advies volgde van de Commissaris van de Koningen. Pas toen werd het gewoonte om mensen van buiten de gemeente te benoemen.
Tot 1855 was er geen raadhuis. In de 17de eeuw werd vergaderd en rechtszitting gehouden in de herberg Het Wapen van Heemstede (gelegen in de oude kern van het dorp aan het huidige Wilhelminaplein), die geëxploiteerd werd door de toenmalige schout Jan van Asch (1616-1643). Later huurde men hiervoor een vertrek in het schoolgebouw, dat eigendom was van de Hervormde Gemeente. Vanwege deze zittingen werd de school ook wel 'rechthuis' genoemd. Ook de schoolmeester en zijn gezin woonden in het schoolgebouw, waardoor er slechts één vertrek beschikbaar was als klaslokaal.
In mei 1855 werd de huurwoning Huize Overlaan aan het latere Raadhuisplein 9 ingericht tot gemeentehuis, tevens veldwachterswoning. In de tuin werd een arrestantenlokaal gebouwd. In 1873 kon de gemeente het gebouw aankopen. In 1906 werd begonnen met de bouw van het huidige raadhuis, aan het Raadhuisplein 1.
In de eerste helft van de 19de eeuw kon de gemeente het met één veldwachter af. De instroom van vreemde arbeiders voor de droogmaking van de Haarlemmermeer, noodzaakte tot de aanstelling van een tweede veldwachter. Pas na 1900 maakte de sterke groei van de bevolking het noodzakelijk om het politiekorps verder uit te breiden.
Al in 1760 werd door de ambachtsheer een brandweer ingesteld. De schout werd aangesteld als brandmeester. Hij kreeg vier assistenten en 22 'geaffecteerdens' (manschappen), die bij brand konden worden opgeroepen. Zij kregen de beschikking over een brandspuit, die op Het Slot geparkeerd werd. In de Verordening op de dienst met de brandspuiten binnen de gemeente Heemstede van 1855 lezen we dat er dan twee brandspuiten zijn, één is gestationeerd bij de dorpsschool en de andere bij de gemeentetol aan de Blekersvaart. Er werd toen dienstplicht ingesteld voor de brandweer, waarvoor de mannelijke ingezetenen van 18-60 jaar in aanmerking kwamen. In 1901 kwam er een derde spuit bij, gestationeerd op de Glip, en in 1906 een vierde op het terrein van de elektrische spoorwegmaatschappij, eerst in de Boogstraat en later verplaatst naar de Boekenrodestraat. De branddienstplicht werd in 1911 afgeschaft met de oprichting van een vrijwillige brandweer.
In bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van de ambachtsheren en -vrouwen, burgemeesters en secretarissen van Heemstede gedurende het tijdvak van deze inventaris.
3. Onderwijs
4. Kerkelijke zaken
5. Armenzorg
6. Vervoer
7. Archiefzorg
8. Verantwoording van de inventarisatie
9. Geraadpleegde literatuur en inventarissen
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1560-1919
Omvang in meters:
49,70
Periode documenten:
1560-1919 (1984)
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-1400. Lijsten van ambachtsheren en -vrouwen, 1560-1859, schouten/burgemeesters, 1691-1942, secretarissen, 1691-1927, in de inventaris. Inv.nrs. 355, 1123-1124 en raadsnotulen over de jaren 1814-1816 ontbreken. Inv.nrs. 1097-1124 (bevolkingsregisters, 1851-1912, met dienstbodenregisters, 1861-1912) zijn alleen digitaal of op microfiches te raadplegen. Voor de periode 1851-1860 dient men eerst een alfabetische index te raadplegen (inv.nr. 1100), omdat dit bevolkingsregister is ingericht op wijk, straat en huis. Over de periode 1901-1912 is er een alfabetisch kaartregister op inwonenden met andere familienamen dan de gezinshoofden (inv.nrs. 1123-1124). Inv.nrs. 1125-1153 (gezinskaarten, 1912-1939, met verwijskaarten naar de gezinskaarten) en inv.nrs. 1154-1162 (dienstbodenkaarten, 1912-1939) zijn alleen op microfiches te raadplegen. Gegevens na 1939 zijn te vinden in de persoonskaarten bij Burgerzaken van de gemeente Heemstede, Raadhuisplein 1, 2101 HA Heemstede. Van personen die na 1938 in Nederland zijn overleden, worden bij het CBG Centrum voor familiegeschiedenis in Den Haag persoonskaarten bewaard.
Inv.nrs. 1169-1171 (woningkaarten, ca. 1918-ca. 1939) zijn alleen op microfiches te raadplegen. Bouwtekeningen zijn nog bij de gemeente Heemstede m.u.v. bouwtekeningen van panden in het door Haarlem geannexeerde gebied, deze zijn bij de gemeente Haarlem.
Kadastraal register, secties A, B en C, verwijzend van de perceelsnummers naar de kadastrale plans en naar de artikelen van de betreffende kadastrale leggers, 1901-1974, alsmede kaartfragmenten van een kadastrale kaart van de gemeente Heemstede met ingetekend de huisnummers per perceel of per woonblok en de genummerde brandkranen, z.j., zijn geplaatst in de Atlas van het Noord-Hollands Archief.
Gemeente:
Heemstede