Menu

Mensen maken geschiedenis, mensen zijn betrokken bij historische ontwikkelingen. Niet altijd hebben we een ‘gezicht’ van deze mensen, behalve van de hoofdrolspelers. Heel soms doet zich echter de gelegenheid voor om wél een beeld te krijgen van de mensen die voor een historische ontwikkeling van belang zijn geweest.

Onlangs heeft het Noord-Hollands Archief een uniek object weten te verwerven waarop we de gezichten zien bij zo’n ontwikkeling. Het gaat om het album met kabinetfoto’s dat Johannes Stam (1807-1883), Inspecteur-Generaal van de Afdeling Registratie en Domeinen, bij zijn vertrek ontving van de landmeters van 54 kadasterkantoren.


Titelpagina van het album met kabinetfoto’s van de landmeters van 54 kadasterkantoren (1807-1883).

Johannes Stam, geboren te Nigtevecht, was vanaf 1857 tot 1873 Inspecteur-Generaal van de Afdeling Registratie en Domeinen. Hij was vanaf de onderste trede in het ambtelijk apparaat tot deze positie opgeklommen. Als boventallig ambtenaar in 1826 was hij in dienst gekomen bij de afdeling Registratie en Domeinen om zich in het werk te bekwamen. Na vier jaar werd hij aangesteld als ontvanger. In die functie inde hij pacht en belasting van de domeinen in respectievelijk Raalte, Harlingen, Bolsward en Eindhoven. In 1841 was hij achtereenvolgens verificateur (ambtenaar die de deugdelijkheid en echtheid onderzoekt van documenten en rekeningen) en inspecteur, vanaf 1853 Directeur der registratie en in 1857 ten slotte Inspecteur-Generaal, de hoogste trede op de ambtelijke ladder.

In 1873 lonkt een nieuwe uitdaging: Stam wordt directeur van de Staatsloterij. Bij zijn afscheid als Inspecteur-Generaal op 1 november 1873 krijgt hij van de landmeters verbonden aan de 54 kadasterkantoren een bijzonder geschenk: een fotoalbum met daarin van allen een zogenaamde kabinetfoto (een portretfoto geplakt op een opzetkarton van 11x17 cm, met een decoratief gedrukt reliëf, een preeg, en bedrukt met tekst). Uniek aan dit fotoalbum, prachtig ingebonden in blauwfluweel met zilverbeslag, is dat het letterlijk en figuurlijk een ‘gezicht’ geeft aan de vroege generatie van kadastrale landmeters die zo’n belangrijke rol speelden bij het in kaart brengen van Nederland vanaf de instelling van het kadaster in 1832. Bovendien is het album zeldzaam, omdat het een vroeg voorbeeld is van ‘bedrijfsfotografie’. De fotografie in Nederland was pas sinds begin van de vijftigerjaren van de negentiende eeuw goed van de grond aan het komen.

Mensenwerk

Binnen de context van de kadastrale kaartencollectie van het Noord-Hollands Archief is het album een betekenisvolle aanwinst. Onlangs zijn de kadastrale bijbladen van Noord- en Zuid-Holland in het Noord-Hollands Archief ondergebracht, met daarin ook negentiende-eeuwse kaarten. Deze bijbladen vormen een belangrijke aanvulling op de reeds bij het NHA aanwezige allereerste kadastrale kaarten, de zogenaamde minuutplans. Veel van deze kaarten zijn ondertekend door landmeters waarvan we nu ook een portret hebben, waardoor de kaarten veel minder abstract zijn geworden. Kartering in de negentiende eeuw was, veel meer dan tegenwoordig, mensenwerk. Werk van mannen die er in weer en wind op uit trokken met hun opmetingsmaterialen en vervolgens uiterst geconcentreerd gebogen over de tekentafel de opmetingsresultaten vertaalden naar een kaart in het platte vlak.

Het album hangt nauw samen met de karteringsgeschiedenis van Nederland in de negentiende eeuw, en daarom is het interessant daar wat dieper op in te gaan.

Vanaf het begin van de negentiende eeuw begon men met het systematisch in kaart brengen van Nederland. Eerst deed men dit onder het Franse bewind, en dit werd later voortgezet vanaf 1816 onder Koning Willem I.
De aanleiding, zowel in de Frans periode als onder koning Willem I, is de invoering van de grondbelasting. Om een redelijke grondslag te krijgen voor deze heffing, wordt begonnen met het opmeten, schatten en tenaamstelling van grondeigendom; de opbouw van een kadaster dus.


Kadastrale kaart van Aalsmeer, sectie E derde blad, getekend door H. ten Oever, 1897 (klik op de afbeelding om deze in de Beeldbank te bekijken).

In 1832 start het kadaster officieel met 54 vestigingen, verspreid door het land. Zes jaar later treedt het Burgerlijk Wetboek (BW) in werking. Hierin worden onder meer zakelijke rechten geregeld, zoals eigendom en hypotheek. Naast grondslag voor de grondbelasting, is het kadastrale perceel nu ook de basis voor het overdragen en met hypotheek belasten van onroerend goed. Het is vanaf dat moment ook verplicht om kadastrale kenmerken in notariële akten te vermelden. Van de ene op de andere dag bestaat rechtszekerheid over onroerende goederen en is een administratie van het onroerend goed met daarop rustende rechten voor de toekomst veiliggesteld. Een halfjaar na de invoering van het BW, worden in 1839 het kadaster en de hypotheekbewaring (openbare registers) samengevoegd.

Deze registratieplicht geldt niet alleen voor privépersonen, maar ook voor de Rijksoverheid. Haar onroerend goed werd beheerd door de Afdeling Registratie en Domeinen, onderdeel van het ministerie van Financiën. Aan het hoofd van deze afdeling stond de Inspecteur-Generaal.

Dit is een uitgebreide versie van een in Uitgelicht 9 (november 2017) verschenen artikel.