Menu

Geschiedenis van de gemeente Beverwijk

In 1276 kreeg Beverwijk – de naam is nog steeds niet afdoende verklaard – van graaf Floris V het recht een weekmarkt te houden. In 1298 ontving Wijk van Floris’ zoon en opvolger, graaf Jan I, stadsrechten, waardoor de nederzetting een afzonderlijk bestuurs- en rechtsgebied werd en de Beverwijkers min of meer baas in eigen huis werden. De hoop van de grafelijkheid, die financieel baat had bij een opleving van handel en nijverheid, en van de Beverwijkers dat hun stad een geduchte concurrent zou worden van Haarlem en Alkmaar, is niet uitgekomen. Veel meer dan een regionaal marktcentrum is Beverwijk nooit geworden.

Felle brand

In 1514 werd aan de Beverwijkse stadsbestuurders ten behoeve van een nieuw in te voeren belasting gevraagd hoe de stad er financieel en economisch voorstond. Zij hielden een treurig verhaal. Twee jaar eerder had een felle brand een groot deel van het stadje in de as gelegd. Van de 204 huizen waren er 82 verbrand en de plaatselijke economie, die toch al weinig voorstelde, had een zware klap gekregen. Kortom, in Beverwijk viel weinig te halen. Tot overmaat van ramp werd de stad vijf jaar later geplunderd door de bende van de Fries Lange Pier. Een heel ander verhaal vertelden de inwoners van Wijk aan Zee in 1514. Met enige trots verklaarden zij dat hun dorp wel 175 huizen telde en dat hun vissersvloot uit 18 pinken bestond.

Klapbessen

De spectaculaire groei van Amsterdam en Haarlem in de zeventiende eeuw bood Beverwijk nieuwe kansen. Steeds meer boeren in de omgeving gingen zich toeleggen op het verbouwen van tuinbouwgewassen. Bijna dagelijks voeren schepen met peulvruchten, wortelen, rapen, asperges, kruisbessen, kersen en aardbeien via het Wijkermeer en het IJ naar het volkrijke Amsterdam, terwijl tal van ‘Wijker boertjes’ met over de schouder een juk met twee manden eraan, hun waren in de wijde omgeving uitventten. Deze activiteiten hebben de Beverwijkers de bijnaam ‘Aardbeien’ of ‘Klapbessen’ opgeleverd. Tegelijkertijd vonden velen in de zomermaanden emplooi als tuinknecht, klusjesman of dienstbode op de buitenplaatsen van rijke Amsterdammers, zoals Scheijbeek, Duynwijck, Zuiderwijck, Sorgwijck en Akerendam.

Alles met de hand

In 1811 telde Beverwijk 1760 inwoners (van wie 663 hervormd en 873 rooms-katholiek) en Wijk aan Zee en Wijk aan Duin ongeveer 400 (van wie ruim 80% katholiek). De meeste Beverwijkers verdienden hun brood toen nog steeds in de land- en tuinbouw. In de negentiende eeuw veranderde daar weinig aan, zij het dat in deze eeuw ook de bloembollencultuur opkwam. In een enquête uit 1888 over de toestand van de landbouw in Nederland wordt van Beverwijk gezegd dat de gemeente in dat jaar 4114 inwoners telde en slechts 3 fabriekjes: de gasfabriek, een meelfabriek en een fabriek van verduurzaamde levensmiddelen. De land- en tuinbouw waren de belangrijkste bronnen van inkomsten. Maai- en andere landbouwmachines kende Beverwijk niet, zodat alles met de hand moest gebeuren, met als gevolg dat kinderen in de zomertijd veelvuldig van school werden gehouden en talrijke seizoenarbeiders uit Oost-Nederland ingehuurd. Zij verdienden gemiddeld twaalf gulden per week voor zes dagen werken van vier uur in de ochtend tot acht uur in de avond.

Transport

Het grote belang van de land- en tuinbouw leidde tot de oprichting van verschillende veilingen die in de loop van de tijd met elkaar fuseerden. Dankzij het station van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (op 1 mei 1867 geopend), een eigen haven dat door een smal water De Pijp en een zijkanaal verbonden was met het Noordzeekanaal (in 1876 geopend), en twee stoombootdiensten konden de geveilde goederen snel naar Amsterdam en van daaruit verder, richting Duitsland en Engeland, worden getransporteerd. Het Wijkermeer bestond toen overigens niet meer. Tussen 1871 en 1873 werd het meer, dat al geruime tijd wegens dichtslibbing nauwelijks te bevaren was, drooggelegd en verkaveld in verband met de aanleg van het Noordzeekanaal.

Werkgelegenheid

Voor Beverwijk begon het industriële tijdperk pas in het begin van de twintigste eeuw. Bekende bedrijven waren en zijn diverse conservenfabrieken (Beverwijksche Conservenfabriek, het Wapen van Beverwijck van de Gebroeders Duijn en die van de Gebroeders Docter), de tapijtknoperij Kinheim, de Firma Van Hattum en Blankevoort, gespecialiseerd in de aanleg van havens, spoorlijnen, kanalen etc. (later opgegaan in de Volke-Stevingroep), Ceta Bever, Beverol en natuurlijk de Hoogovens, nu Corus. De werkgelegenheid die al deze vestigingen genereerden zorgde voor een snelle toename van de bevolking, waardoor Beverwijk zich als een inktvlek uitbreidde. In 1936 werden de gemeenten Beverwijk en Wijk aan Zee en Duin samengevoegd, zij het onder protest van de Wijk aan Zeeërs die vreesden voor het verlies van de eigen identiteit. Die vrees is niet bewaarheid. Wijk aan Zee is nog steeds een aparte gemeenschap die het vooral in de zomer moet hebben van dagrecreanten. Latere plannen om Beverwijk, Velsen en Heemskerk samen te voegen tot één gemeente zijn niet doorgegaan.

Luchtaanvallen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het duinlandschap rond Wijk aan Zee volgebouwd met allerhande verdedigingswerken, die een onderdeel vormden van de ‘Festung IJmuiden’ en tot doel hadden de haven en de sluizen van IJmuiden en de Hoogovens te beschermen tegen geallieerde luchtaanvallen en een mogelijke invasie. In de herfst van 1943 werd Wijk aan Zee ontruimd. In de zomer van 1944, toen een invasie op handen leek, werden ook Velsen en delen van Beverwijk geëvacueerd. Na de bevrijding konden de bewoners terugkeren. In tegenstelling tot Zandvoort was het overgrote deel van de bebouwing intact gebleven.

Landelijke bekendheid

De gemeente Beverwijk telt tegenwoordig ruim 40.000 inwoners. Landelijke bekendheid geniet de gemeente vooral vanwege de eerste meubelboulevard van Nederland aan de Parallelweg, het brandwondencentrum van het Rode Kruis Ziekenhuis (in 1971 geopend) en natuurlijk de Bazaar, de grootste overdekte markt van Europa, zo wordt gezegd. In 1980 werd de bazaar onder de naam ‘De Zwarte Markt’ geopend op het industrieterrein. Dankzij de Velsertunnel (1957) en de Wijkertunnel (1996) zijn al deze locaties gemakkelijk bereikbaar voor de Randstedelingen.