Menu

Uw zoekacties: Ambachtsbesturen van Haarlemmerliede en Spaarnwoude

1576 Ambachtsbesturen van Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Vooraf
2. Opgravingen en bodemkundig onderzoek
3. De oudste schriftelijke bronnen
4. De bestuurlijke inrichting
1576 Ambachtsbesturen van Haarlemmerliede en Spaarnwoude
Inleiding
4.
De bestuurlijke inrichting
Oorspronkelijk zullen de buren *  samen met de zgn. asing het dorp hebben bestuurd. Vanaf de 13e eeuw zien we hun vertegenwoordiging in het dorpsbestuur verdwijnen en nemen schout en schepenen het over. *  Bestuur en rechtspraak zijn tot 1795 niet gescheiden: dezelfde colleges (in plattelandsgemeenschappen als Haarlemmerliede en Spaarnwoude ook nog dezelfde personen) oefenden zowel bestuurlijke, als rechterlijke functies uit. Naast de schout was de baljuw hier in de dorpen de belangrijkste ambtenaar. *  Zij zijn beiden in hun ambtsgebied de vertegenwoordigers van het hoogste overheidsgezag. Hieruit volgt, dat zij door de hogere overheid benoemd werden, voor 1581 door de graaf van Holland en na de Opstand door de Staten van
Holland en West-Friesland. Dit gold echter alleen voor de gebieden, die "in 's graven boezem verbleven" *  waren (zoals Hofambacht lange tijd) en voor gebieden, die weer teruggevallen waren aan de grafelijkheid (zoals Spaarnwoude).
Er werd voor 1811 onderscheid gemaakt tussen hogere en lagere rechtspraak. Baljuw en leenmannen oefenden de hogere rechtspraak uit. Dit college (ook vierschaar of hoge vierschaar genoemd) was bevoegd tot het berechten van lijfstraffelijke criminele zaken, *  in tegenstelling tot schout en schepenen, die slechts de lage rechtspraak bezaten. Naast de hoge rechtspraak hield de baljuw ook toezicht op de lage rechtspraak in zijn baljuwschap. Naast rechterlijk functionaris was de baljuw ook bestuurs- en politieambtenaar.
Het graafschap Holland was verdeeld in verschillende baljuwschappen, o.m. die van Kennemerland, Blois en Brederode. Houtrijk en Polanen, Zuid-Schalkwijk, Vijfhuizen en Nieuwerkerk vielen onder Kennemerland; Spaarnwoude behoorde tot het baljuwschap van Blois; Haarlemmerliede c.a. en Hofambacht tenslotte tot dat van Brederode.
In Holland waren de baljuwschappen verdeeld in ambachten, die de lage jurisdictie kenden. *  De ambachtsheer had de bevoegdheid om in zijn heerlijkheden (zoals in Haarlemmerliede c.a., en in Spaarnwoude) zelf het schoutambt uit te oefenen. Dit is echter (voor zover na te gaan) niet voorgekomen en was ook niet gebruikelijk. De ambachtsheer verpachtte het schoutambt normaliter aan een schout. De schouten waren op deze wijze vertegenwoordiger van de ambachtsheer.
De schout was de rechter met een lage jurisdictie. De rechtskringen op het platteland gingen schuil achter namen als "ban", "(dagelijks) gerecht" of "ambacht". De schout vormde samen met de schepenen het gerecht. De schepenen golden formeel als de vertegenwoordigers van de bevolking van het ambacht. De benoeming geschiedde in Holland echter door de ambachtsheer uit dubbeltallen, hem aangeboden door de schout. * 
Naast de schout, die rechterlijk en bestuurlijk ambtenaar *  was, was de secretaris een belangrijk ambtenaar op het platteland (vaak een en dezelfde persoon als de schout). De schout/secretaris was in de dorpen vaak de enige, die kon schrijven. De andere ambachtsbewaarders konden meestal nog wel een eenvoudige brief formuleren, of een handtekening plaatsen, maar een akte formuleren bleef in de plattelandssamenleving voorbehouden aan de schout (secretaris).
Houtrijk en Polanen had tezamen met Sloten, Sloterdijk, Osdorp, de Geer en Raasdorp tot 1795 één schout. Zij vormden gezamenlijk de ambachtsheerlijkheid Sloten c.a. Houtrijk en Polanen had echter wel een eigen gerecht, of rechtbank, die door drie schepenen werd bekleed. *  De stad Amsterdam was sedert 1529 eigenaar van de heerlijkheid Sloten *  en stelde over deze ambachten een sterf- of ambachtsheer, de schout en de secretaris aan en verkoos de schepenen. * 
De ambachtsheer (of -vrouwe) van Zuid-Schalkwijk c.a. stelde de schout, secretaris en zes schepenen (drie te Nieuwerkerk en drie te Zuid-Schalkwijk en Vijfhuizen) aan. *  In 1776 *  had Haarlem de ambachtsheerlijkheid Haarlemmerliede c.a. gekocht. Sinds dat jaar geschiedde de benoeming van het ambachtsbestuur door Haarlem. De schout van Hofambacht vormde met drie schepenen hier het gerecht. *  De schout en de secretaris van Spaarnwoude werden benoemd door de grafelijkheid en na 1581 door de Staten van Holland. Spaarnwoude was namelijk teruggevallen aan de grafelijkheid. * 
Na de uitroeping van de Bataafse Republiek in 1795 vormden zich als rechtsopvolgers van de tevoren bestaande plaatselijke besturen vijf zelfstandige municipaliteiten, namelijk Spaarnwoude, Haarlemmerliede c.a., Zuid-Schalkwijk c.a., Houtrijk en Polanen en Hofambacht. De Staatsregeling van 1798 ("emancipatie van het platteland") spreekt voor het eerst van "gemeenten", als opvolgers van de steden en ambachtsheerlijkheden van vóór 1795. Er kwam een verdeling in stads- en plattelandsgemeenten. Tijdens de inlijving van het Koninkrijk Holland in juli in 1810 bij Frankrijk werd de Franse gemeentewet hier van kracht: er werden een maîre, wethouders en een raad ("conseil municipal") aangesteld. De benoeming in Spaarnwoude en de andere municipaliteiten geschiedde hier namens de keizer door de prefect van het Departement van de Amstel. * 
Bij het Decreet van 24 oktober 1811 werden met ingang van 1 januari 1812 de vijf gemeenten
1. Haarlemmerliede en Noord-Schalkwijk,
2. Houtrijk en Polanen,
3. Hofambacht,
4. Zuid-Schalkwijk, Vijfhuizen en Nieuwerkerk a/d Drecht en
5. Spaarnwoude
samengevoegd tot één gemeente "Spaarnwoude" genoemd. Geen van deze gemeenten telde namelijk het verlangde minimum aantal van 500 inwoners. * 
Met ingang van 1 mei 1817 werd deze regeling ongedaan gemaakt op verzoek van de ingezetenen van Haarlem en Amsterdam, de eigenaren van de vroegere heerlijkheden. Haarlemmerliede, Noord-Schalkwijk en Hofambacht bleven verenigd, omdat zij dezelfde ambachtsheer bezaten. * 
5. De ambachtsheerlijkheden
6. De waterstaatszorg
7. Spaarnwoude
8. Hofambacht
9. Zuid-Schalkwijk, Vijfhuizen en Nieuwerkerk aan de Drecht
10. Haarlemmerliede en Noord-Schalkwijk
11. Houtrijk en Polanen (Halfweg)
12. Het archief
13. Ordening en inventarisatie
14. Twee korte opmerkingen nog
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1407-1811
Omvang in meters:
10,65
Periode documenten:
1407-1811 (1824)
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris in band 301.1 inv. nrs. 1-526. Inv. nr. 231 is vanwege slechte materiële staat niet raadpleegbaar. Inv. nrs. 184a, 184b, 305a, 415a, 416a, 457a, 499a zijn alleen digitaal te raadplegen. Inv. nrs. 184a, 184b, 305a, 415a, 415b, 416a, 457a en 499a zijn in fotokopieën aanwezig in de studiezaal. Inv. nrs. 325-327 zie ook band 301.1 bijlage 1: kaartenlijst nrs. 1, 3-4. Inv. nr. 435 zie ook band 301.1 bijlage 1: kaartenlijst nr. 2. Index op persoonsnamen in band 301.1.
Gemeente:
Haarlemmerliede en Spaarnwoude