Menu

Uw zoekacties: Ambachtsbesturen van Haarlemmerliede en Spaarnwoude

1576 Ambachtsbesturen van Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Vooraf
2. Opgravingen en bodemkundig onderzoek
3. De oudste schriftelijke bronnen
4. De bestuurlijke inrichting
5. De ambachtsheerlijkheden
6. De waterstaatszorg
1576 Ambachtsbesturen van Haarlemmerliede en Spaarnwoude
Inleiding
6.
De waterstaatszorg
Naast de rechtspraak was de belangrijkste bestuurlijke zorg de waterstaatszorg. Van oorsprong lag het dijk- en polderbestuur bij de ambachten. De pogingen van de middeleeuwse bevolking om hun land te ontwateren deed een toezichthoudend lichaam ontstaan, welk bekend zou worden onder de naam "waterschap". * 
Oorspronkelijk blijkt dijkbeheer een plicht te zijn, welke verdeeld werd over de dorpsbewoners, die ieder voor het onderhoud van een specifiek segment van de dijk verantwoordelijk werden gesteld. *  Men noemde dit de hoefslag.
Iedere dijkplichtige dijkte zelf en de schout, als dijkgraaf, zag er op toe dat ieder zijn plicht naar behoren volbracht. Wanneer iemand te kort schoot, liet men het werk voor hem verrichten en verhaalde later de kosten. De schout ging echter niet eigenmachtig te werk, hij handelde op advies van schepenen, die optraden als heemraden. *  Een dijkplichtige onderhield de dijk, herstelde de eventuele schade en zorgde ervoor dat de dijk op de keuringsdag (de zgn. "schouwdag", in Spaarnwoude jaarlijks 10 dagen voor de Amsterdamse kermis *  ) naar behoren werd opgeleverd. Het gewone toezicht op de dijk werd d.m.v. deze schouwen uitgeoefend. Op vaste dagen oordeelden schout en schepenen, als dijkgraaf en heemraden, welke herstelwerkzaamheden er aan de dijk verricht moesten worden. * 
Alle dijkplichtigen werkten voor zichzelf. Brak de dijk echter door en werd er een waterplas achter de dijk gevormd, een zgn. grondwaal, (iets wat in dit gebied regelmatig voorkwam *  ), dan moest iedereen te hulp komen, niet alleen dorpsgenoten, maar ook de inwoners uit de andere dorpen, die door dezelfde dijk werden beschermd. * 
In het begin waren de dijken en afwateringskanalen vooralsnog bedoeld om de lente- en zomeroverstromingen te voorkomen. De waterschappen waren niet of nauwelijks in staat dit te voorkomen. *  Een meer doordachte waterstaatszorg ontstond, toen men met het aanleggen van aaneensluitende dijken langs de kusten begon. Ondanks de dijkconstructies groeide hier in de latere middeleeuwen de dreiging van inundaties, en wel om drie redenen:
1. het zeewaterniveau steeg; bij de geologen is deze periode bekend als de laatmiddeleeuwse transgressiefase (in deze periode is de Haarlemmermeer ontstaan);
2. onverstandige turfwinning uit het laagveen verzwakte de verdediging tegen eventuele overstromingen;
3. de inklinking van de bodem. * 
Langzaamaan werd de lokale verantwoordelijkheid gedeeltelijk vervangen door een professioneler dijkbeheer. Het gevaar van verwaarlozing en de stijgende complexiteit van het dijkbeheer bevorderen deze verandering.
De ingezetenen van Sloten, Sloterdijk, Osdorp, Houtrijk, Polanen, Spaarnwoude en Hofambacht waren belast met het onderhoud en het herstel van de Spaarndammerdijk. Er was een verdeling in drie delen van de Spaarndammerdijk gemaakt m.b.t. het herstel. Het eerste deel, beginnende bij Amsterdam, stond onder de zorg van Sloten en Sloterdijk, het tweede deel onder die van Osdorp en het derde onder die van Spaarnwoude, Hofambacht, Houtrijk en Polanen. Er kwamen conflicten over het dijkbeheer *  en uiteindelijk nam een bovenlokale instantie - het Hoogheemraadschap Rijnland *  - de zorg voor de dijk over. Op 5 maart 1578 van Spaarnwoude, Hofambacht, Houtrijk en Polanen *  en op 28 mei 1593 van Sloten en Sloterdijk. * 
Vanaf de 13e eeuw waren m.b.t. het beheer van waterstaatswerken die grotere gebieden aangingen en ter verzorging van de afwatering in die gebieden grotere corporaties in het leven geroepen. Deze nieuwe instanties - de (hoog-)heemraadschappen - kregen waterstaatszorg als hoofd- en niet als neventaak; dit in tegenstelling tot de ambachten, waar waterstaatszorg een van de belangrijkste taken was, maar niet gescheiden van de overige functies van het lokale bestuur. *  Het hoogheemraadschap Rijnland ontstond vanuit een zgn. "ening", een vrijwillige aaneensluiting van belanghebbende grondbezitters. * 
Nieuwerkerk, Schalkwijk en Vijfhuizen behoorden tot de eerste ambachten, die tot het hoogheemraadschap werden gerekend. Spaarnwoude, Hofambacht, Houtrijk en Polanen tot aan Sloterdijk onderhielden wel de Spaarndammerdijk, maar maakten geen gebruik van de uitwaterende sluizen van Rijnland en werden niet tot het hoogheemraadschap gerekend. *  Sinds de jaren 1578-1593 (na de overname van het dijkonderhoud door Rijnland) maken zij er wel deel van uit en hebben deze ambachten zich verbonden tot het betalen van morgengeld aan Rijnland. *  Geheel Kennemerland bezuiden het IJ behoorde zo uiteindelijk tot het hoogheemraadschap. * 
Rechtspraak en bestuur bij bovenlokale waterstaatsaangelegenheden waren in handen van het hoogheemraadschap. De voorzitter trad op in naam van de landsheer en droeg daarom de naam dijkgraaf; de "vertegenwoordigers" van de ingelanden werden in Rijnland gezamenlijk hoogheemraden genoemd. *  Het lokale waterschapsbestuur, waarvan de dijkzorg hiervoor beschreven is, werd aan de schout en de schepenen overgelaten.
Behalve de zorg voor de waterkering hadden de dorpsbesturen ook de zorg voor de waterlozing te behartigen. Alle polders *  moesten in dit gebied door molens geholpen worden om de juiste waterstand te verkrijgen.
Molens zijn in onze geschiedenis jonger dan dijken. Voordat men het bemalen geleerd had, moest men wachten tot het overtollige water vanzelf door de sluizen wegvloeide. Men trachtte de loop van het water onder meer door het graven van sloten te bevorderen. Deze sloten moesten natuurlijk wel schoongehouden worden om de doorstroming mogelijk te laten blijven. Het dorpsbestuur schouwde ook deze sloten. De kosten van de molen werden over alle bemalen landen omgeslagen. Waar de bemaling (b.v. in de Inlaagpolder) een gemeenschappelijke bemaling met andere ambachten met zich meebracht sloten de dorpsbesturen met elkaar overeenkomsten. * 
De schout of de ambachtsheer benoemde tot in de 19e eeuw polder- (of molenmeesters) als hulp bij het uitvoeren van het toezicht op de polders. De poldermeesters waren de schakel tussen de ingelanden en het dorpsbestuur. De polders waren juridisch echter niet zelfstandig. Schout en schepenen bestuurden de polders in die hoedanigheid als dijkgraaf en heemraden en niet los van die functies. *  De ingelanden van de polder konden geen eigen bestuur voordragen of kiezen, geen keuren maken en geen boetes opleggen. De poldermeesters hielden toezicht en inden de omslag, die dan door hen aan het dorpsbestuur werd afgedragen. *  Pas bij de gemeentewet van 1851 is de definitieve scheiding tussen dorps- en polderbestuur verwezenlijkt. * 
7. Spaarnwoude
8. Hofambacht
9. Zuid-Schalkwijk, Vijfhuizen en Nieuwerkerk aan de Drecht
10. Haarlemmerliede en Noord-Schalkwijk
11. Houtrijk en Polanen (Halfweg)
12. Het archief
13. Ordening en inventarisatie
14. Twee korte opmerkingen nog
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1407-1811
Omvang in meters:
10,65
Periode documenten:
1407-1811 (1824)
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris in band 301.1 inv. nrs. 1-526. Inv. nr. 231 is vanwege slechte materiële staat niet raadpleegbaar. Inv. nrs. 184a, 184b, 305a, 415a, 416a, 457a, 499a zijn alleen digitaal te raadplegen. Inv. nrs. 184a, 184b, 305a, 415a, 415b, 416a, 457a en 499a zijn in fotokopieën aanwezig in de studiezaal. Inv. nrs. 325-327 zie ook band 301.1 bijlage 1: kaartenlijst nrs. 1, 3-4. Inv. nr. 435 zie ook band 301.1 bijlage 1: kaartenlijst nr. 2. Index op persoonsnamen in band 301.1.
Gemeente:
Haarlemmerliede en Spaarnwoude