Menu

U kunt met ons chatten op maandag van 9.00-12.30 uur, dinsdag en donderdag van 9.00-16.00 uur, en woensdag en vrijdag van 9.00-12.30 en 19.00-22.00 uur.

Kijk voor veelgestelde vragen ook in onze FAQ.
Uw zoekacties: Familie Van Sypesteyn te Haarlem

1614 Familie Van Sypesteyn te Haarlem

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
1614   Familie Van Sypesteyn te Haarlem
Inventaris
1. Inleiding
2. Inventaris
3. Regestenlijst
1614 Familie Van Sypesteyn te Haarlem
3.
Regestenlijst
NB:
In deze regestenlijst zijn opgenomen oorkonden tot het jaar 1600, zowel in originali als in afschrift aanwezig.
laatste wijziging 04-11-2021
1 Willem, graaf van Henegouwen oorkondt, dat de zestien morgen land gelegen op de Harnesse bij de Wout-kerk, en de zeventien morgen land in de Cadike, welke heer Dieric, burggraaf van Leiden, ridder, van hem in leen houdt, door deze zijn gegeven aan heer Arnoud van Groenevelde, ridder, om van hem te leen te houden, en dat, wegens diensten aan hem bewezen Arnoud voornoemd en zijn nakomelingen-leenvolgers deze landen van hem in recht leen zullen houden, indien de burggraaf van Leiden zonder wettige zoon zou sterven en de landen aan hem zouden komen., 1321 april 30 (Op Meyenavonde)
2 George Maerten van Sypesteyn, heer van Coolwijck en Sypesteyn, ridder van O.L. Vrouw van Jerusalem, oorkondt, dat hij, bij dode van zijn vader Willem, eigenaar geworden van het goed Sypesteyn met land daartoe behorende, in leen toekomende aan de Graaflijkheid Holland, om de goede diensten, tijdens zijn afwezigheid gedaan, aan Arnold van der Woest met zijn twaalf kinderen, ieder een morgen land schenkt, te verheergewaden met zes schellingen voor iedere morgen., 1350 juni 24 (S. Jansdag)
3 Aelbrecht van Beyeren oorkondt, dat hij op verzoek van Gijsbrecht van Nyenrode, hem recht te doen naar inhoud van het handvest aangaande de helft van de heerlijkheid en goederen in Waterland, hem aanbestorven bij dode van Katerine, vrouwe van Waterland, doch daaraan niet voldaan hebbende, aan deze gegeven heeft de lossing van het gruut- of hopgeld te Haarlem, verpand aan Willem van Kronenborch, totdat hem recht is gedaan naar inhoud van voornoemd handvest, terwijl ook de lossing niet eerder zal geschieden., 1393 september 21 (S. Matthijsdag apostel)
4 Gijsbrecht van Nyenrode oorkondt, dat hertog Aelbrecht van Byeren, hem voor de helft van de heerlijkheid en de goederen van Waterland, welke hem bij dode van Katerine, vrouwe van Waterland, wier rechte leenvolger hij is, zijn aanbestorven, in leen gegeven heeft de lossing van het gruut- of hopgeld te Haarlem, tot dat hem is recht gedaan naar inhoud van het handvest van Dinsdag na S. Maria Magdalenadag 1282, waarbij Floris, graaf van Holland, bekent dat hij in leen gegeven heeft aan Jan Persijn De Lier en Zouteveen met alle renten, dat deze aan graaf Floris geven zal al het recht en de helft van de landen van Waterland en Zeevanck, terwijl de andere helft, door zijn zoon Nicolaas van hem in leen gehouden, door deze van de graaf in leen gehouden zal blijven en Beatrix, gravin van Holland van het goed De Lier en Zouteveen zal afzien, voor zover het haar lijftocht is; terwijl Gijsbrecht belooft, dat hertog Albrecht het losgeld mag lossen voor zesduizend oude schilden, met kwijtschelding van hetgeen deze hem schuldig is., 1393 september 21 (S. Matthijs apostel)
5 Ghijsbrecht van Andel, proost van Koninxvelt oorkondt, dat hij gezien heeft een brief met het zegel van Dirric, burggraaf van Leiden en dat van Jan van Poelanen, knape, luidende dat de burggraaf van Leiden aan heer Arnoud van Groenevelt in leen gegeven heeft land, gelegen op de Heernesse bij 't Wout-kerk, een land gelegen in de Kadijc, groot zestien en zeventien morgen, waarop zijn vrouw Lysbeth, vrouwe van Groenevelt haar lijftocht heeft van Claes Persijn, zijn broeder, te verheergewaden met een rode valk, waarop hij Jan van Polanen, zijn neef, verzocht heeft die brief te verzegelen met zijn zegel, hetgeen deze gedaan heeft op Saterdagh na Sint Pauwelsdach 1321, welke brief Ghijsbrecht van Andel heeft bezegeld., 1396 augustus 1 (S. Pietersdach ad vincula)
6 Aelbrecht van Beyeren oorkondt, dat hij gegeven heeft aan Jan van Heemstede en zijn nakomelingen om alle konijnen binnen het ambacht van Heemstede te vangen en te gebruiken, uitgenomen dat hij daar mag "doen fretteren ter onser herberge", en indien iemand hem daarin schade deed, die zal hij mogen schatting opleggen, waarvan hij de helft moet leveren ten behoeve van de graaf, terwijl deze hem de visserij geeft in de Oude Spaarne achter zijn huis te Heemstede., 1402 februari 11 (Upten XIen dach in Februario nae den loope van onsen Hove)
7 Johan van Rijnesse en van Rijnauwen, ridder, met zegslieden, oorkonden dat Henric van der Woert, als man en voogd van Beatrijs, ter ene zijde en de vrouwe van Groenevelt met haar vier kinderen ter andere zijde, zich onderworpen hebben aan zijn uitspraak in een twist over de voogdij en over alle zaken betrekking hebbende op de goederen en erfenis van Johan van Groenevelt zaliger, en wel dat de vrouwe van Groenevelt zal blijven in de voogdij van haar kinderen bij Johan van Groenevelt en in het bezit van de gehele erfenis en van alles, wat Henric en Beatrijs, echtelieden, uit die erfenis zal zijn aangekomen, terwijl laatstgenoemden geheel en al afstand zullen doen van de voogdij, waarvoor Beatrijs zal krijgen 9,5 morgen land, in leen gehouden van de burggraaf van Leiden, gelegen in de Kadijc, welk land Jan van Groeneveld Jansz. in het eerste jaar, dat hij zelfstandig geworden is, zal opdragen aan de burggraaf van Leiden, zijn leenheer, die het zal verlenen aan Beatrijs of haar rechte leenvolger, waarmede partijen gescheiden zullen zijn wat betreft de goederen van Jan van Groenevelt, behalve van de vijftig pond 's jaars, vermaakt aan de dochter van heer Zweder van Heenvliet, terwijl al zulke huwelijksvoorwaarden als heer Jan van Groenevelt en Hildegont, zijn vrouw, dochter van Ghryt Dever, hebben gemaakt, zullen blijven bestaan., 1404 november 18 (Dinxdaghes na Sinte Martinusdagh in de winter)
8 Philips, heer van Wasseneer, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat, daar heer Jan van Groeneveld en wijlen zijn ouders te leen gehouden hebben de hofstede van Groeneveld en 75 morgen land met het ambachtsherenrecht, alsmede 17 morgen in die heerlijkheid gelegen, hij Jan van Groeneveld, heer Janszoon voorzegd, verleend heeft deze goederen, gelegen in het baljuwschap Delfland met de parochie van den Woude tot een recht erfleen., 1409 october 31 (Op Alre Goids Heyligenavont)
9 Willem, hertog van Beieren, oorkondt, dat Otte van Nyenrode, ridder, hem heeft opgedragen alle recht dat deze had op de goederen van De Lyer en Zouteveen, welke Otte van hem te leen houdt, dat hij deze goederen verleent aan juffrouw Yde Diericxdochter van Bylant, wettige vrouw van Jan van Nyenrode en dat, als jonkvrouw Yde zonder wettige nakomelingen kwame te sterven, Jan voornoemd deze goederen mag lossen met 3000 Rijnse guldens, welke Dirk van Bylant zijn dochter ten huwelijk heeft medegegeven en dat, bij lossing bij vrouw Ydens leven, deze goederen, na opdracht van vrouw Yde, weer aan Jan van Nyenrode zullen worden verleend., 1412 augustus 14 (Op ons liever Vrouwenavondt assumptie)
10 Volkier van Gruenevelt erkent voor zich en zijn nakomelingen, dat hij goed gevonden heeft de verkoop van 4 morgen land door zijn vader Jan van Grunevelt aan Aernt van der Does en dat hij deze, noch zijn nakomelingen daarover hinder zal berokkenen, noch aanspraak op die landen zal maken, waarvoor hij zijn oom Philips van Gruenevelt gevraagd heeft deze brief mede te willen bezegelen., 1427 mei 7
11 Heinric, heer tot Wassenair, burggraaf van Leiden oorkondt, dat hij verleend heeft aan Jan van Groenevelt heer Jans zoon van Groenevelt, de hofstede te Groenevelt groot 47,5 morgen land met het ambachtsherenrecht, gelegen in het baljuwschap van Delfland in de parochie 't Wout tot zulk een leen als het handvest uitwijst, hetgeen inhoudt 75 morgen en 17 morgen land en dat hij hem heeft toegestaan van de 75 morgen land 27,5 morgen voor zich te verkopen., 1433 maart 15
12 Heinric, heer van Wassenaer, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat Jan van Groenevelt aan hem heeft overgedragen 4 morgen land, die Jan voornoemd van hem te leen placht te houden, gelegen op 't Woud in die Harnasch in de woning van Groenevelt, die hij weer heeft verleend aan Aernt van der Dois tot een onversterflijk erfleen binnen achterzusterskind niet te versterven, te verheergewaden met een rode sperwer of tien schellingen., 1437 mei 31
13 Jan van Gronevelt oorkondt, dat hij verkocht heeft aan Aernt van der Does 4 morgen land, gelegen op 't Woud in de Harnasch in de woning van Gronevelt, welke hun uitweg zullen hebben over de Groeneveltse laan, zonder enige tegenspraak van hem of iemand anders., 1437 juni 1
14 Henrick, heer van Wasseneer, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat hij verleend heeft aan Margariet van der Doys, dochter van wijlen Aernt van der Doys, vier morgen land gelegen op 't Woud in de Harnasch in de woning van Groenevelt, waarvoor Henrick van Hout, haar grootvader als voogd, hulde en eed gedaan heeft, totdat zij gehuwelijkt zal wezen., 1445 juni 24
15 Heinrick, heer van Wassenaer, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat hij, om de grote diensten, hem bewezen door wijlen Aernt van der Does en omdat deze zijn pluimgraaf was van de zwanen binnen Delfland, gegeven heeft aan Adriaen Henric van Houts dochter, weduwe van Aernt van der Does voor haar leven twee paar jonge zwanen, die zijn pluimgraaf van Delfland aan haar zal uitreiken., 1446 april 8
16 Jacob, heer van Wassenaar, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat hij verleend heeft aan Jan van Groenevelt Janszoon de hofstede van Groenevelt met het ambachtsherenrecht en 47,5 morgen land, zoals zijn vader en voorvaders die van zijn ouders gehouden hebben van zijn heerlijkheid van Wassenaar, tot zulk een recht leen als de oude handvesten en verleien en het leenregister dat inhouden., 1447 april 12
17 J. Cruesinc doet manschap aan jonkheer van Wassenaer van zulk leen als hij door huwelijk met Margriet van der Does Aerntsdochter verkregen heeft., 1448 november 26
18 Philips, hertog van Bourgondië, oorkondt, dat hij verleend heeft aan Jan van Rietvelt de goederen, aan deze aanbestorven van zijn vader Adriaen van Rietvelt, namelijk een hofstede met een huis daarop staande met de heemwerf en de boomgaard met land achter de woning, gelegen in de parochie van Hillegom met drie akkers land daarvoor gelegen, alsmede een stuk land te Bindelmerbroek, genaamd Wedegenoort, te houden tot een recht leen, gelijk zijn vader Adryaen die te houden placht., 1457 maart 23
19 Johan, heer van Wassenaer, Katwijk en Voorschoten, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat hij verleend heeft aan Baerte Jansdochter van Groenevelt, weduwe van Jacob Tymanszoon, alsmede aan Gelmer Jacobsz., haar zoon en voogd, die daarvoor hulde en manschap gedaan heeft, de hofstede van Groenevelt met het ambachtsherenrecht en 47,5 morgen land, haar aangekomen bij dode van Jan van Groenevelt, haar broeder., 1460 maart 6 (na de loop 's Hoofs van Holland, 1459 maart 6)
20 Jonkvrouw Ermgart, weduwe van Adriaen van Rietvelt, heeft met Jan van Rietvelt, haar zoon, in tegenwoordigheid van Jan van Zonnevelt, Paedze Pietersz., Arent van der Ladewyc en Otte Pannekoeck, afgerekend over de schulden, die zij van hem kon eisen, zo dat Jan aan zijn moeder nog schuldig bleef honderd Rijnse guldens, die hij zijn moeder belooft, in vier termijnen te zullen betalen, terwijl als borgen voor hem medezegelen Jan van Zonnevelt en Paedze Pietersz., waarvoor Jan van Rietvelt hen schadeloos houdt., 1466 februari 7
21 Dirk Willem Tielmansz. van Yserlo doet verstaan, dat hij ter eere Gods, de maagd Maria en de H. apostel Andries een eeuwige vicarie van twee missen per week gemaakt heeft op S. Barbara-altaar, geheten Gijsbertheren altaar in de Buurkerk te Utrecht, voor zich en zijn vrouw Mechtelt Gijsbert Claesdr zaliger, met bepaling, dat zijn zoon meester Melis dit officie zal bekleden zijn leven lang; tot welke vicarie hij geeft een halve hoeve land, gelegen te Hermelen op het oude land in het gerecht van de Indijck, in het land van Woerden, hem toebehorende volgens transportbrief van 25 september 1469, waarbij deze halve hoeve hem wordt opgedragen door Wouter van Blasenborch, hiertoe bij akte van 25 september 1469 gemachtigd door priorin en convent van het Vrouwenklooster buiten Utrecht, met bepaling, dat indien deze vicarie komt te vaceren door de dood van de fundator en zijn zoon, een van diens erfgenamen de oudste en naaste gifter zal wezen en deze vicarie binnen vier maanden zal geven
aan een uit de bloedverwanten die de naaste en bekwaamste is., 1473 juni 12 (Op Sinte Odulphus dach)
22 Ghisbrecht van Nyenroede, heer van Zuylen, oorkondt, dat hij verleend heeft Jan van Nyenroede, zijn broeder, om te leen te houden, zulke goederen, die hij te leen houdt van de hertog van Bourgondië, gelegen in De Lier en op het Zouteveen, met alle heerlijkheden van ambacht en ambachtsgevolg, waarvan deze met zijn consent de helft aan Jan Ruychrock zaliger tot lossing verzet heeft, om die te houden als goed, onversterflijk leen, te verheergewaden met een paar witte handschoenen., 1475 october 9
23 Heynric Ysbrantsz., schout van Hillegom oorkondt, dat Willem van der Schuur verkocht heeft tot een vrij eigen aan de prior en "kelwairder" van het Bernarditenconvent te Heemstede, een huis, land en erf gelegen in de ban van Hillegom, stukken geestland en vier kavels weide- en hooiland groot 8 morgen, nu gebruikt door Pieter van Hout., 1479 februari 9
24 Johan, heer van Wassenair, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat jonkvrouwe Baerte van Groenevelt Jansdr hem opgedragen heeft de hofstede van Groenevelt met 30 morgen land en de ambachtsheerlijkheid ten behoeve van Barent van Groenevelt, haar zoon bij Jacop Tymanszoon en dat hij deze hofstede verleend heeft aan Barent van Groenevelt, op voorwaarde, dat als deze zonder wettige nakomeling zal zijn gestorven, dit goed weer zal komen en vererven op Baerte voornoemd of haar leenvolger tot een recht erfleen, niet te versterven binnen achterzusterskind., 1479 mei 12
25 Johan, heer van Wassenair, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat jonkvrouw Baerte van Groenevelt aan haar zoon Barent heeft opgedragen de goederen van Groenevelt met 30 morgen land en dat Barent van Groenevelt, met consent van de oorkonder aan zijn moeder Baerte van Groenevelt een lijftocht en douairie heeft gemaakt uit deze goederen., 1479 mei 12
26 Johan, heer van Wassenair, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat hij verlijd heeft Barent van Groenevelt, ten behoeve van Gelmer van Groenevelt, zijn broeder, met 13 morgen land gelegen op Wout bij Delft, aan Gelmer aangekomen bij dode van zijn broeder Jan van Groenevelt, tot een leen binnen achterzusterskinderen niet te versterven, te verheergewaden met een rode sperwer of met een pond goed geld terwijl voor Gelmer zijn broeder Jan van Groenevelt hulde en manschap gedaan heeft, behoudens voor de lijftocht en douairie, die zijn moeder Baerte van Groenevelt daaruit heeft., 1479 mei 12
27 Johan van Wassenair, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat Barent van Groenevelt gemaakt heeft tot een douairie en lijftocht aan Gelmer van Groenevelt, zijn broeder, twintig Rijnse guldens 's jaars uit al de goederen van Groenevelt, met toebehoren, doch dat Gelmer daarvan niets beuren zal, zolang als jonkvrouw Baerte, zijn moeder, in leven zal zijn en dat hij die lijftocht niet zal mogen verkopen of veranderen., 1479 mei 12
28 Jan van Nyenrode oorkondt, dat hij bevestigt de koop gedaan door de prior en convent van Audenaerde, van de helft van De Lier en Zouteveen, welke lenen zijn vader aan Jan Ruychrock van de Werve verpand had, dat hij bevestigt alle verlij en belening door Gherit van den Rijn, zijn oom en voogd, daarvan aan voornoemde prior en convent van zijnentwege gedaan en dat hij prior en convent opnieuw met deze goederen heeft beleend en de graaf van Holland, van wie hij deze goederen in leen houdt, verzocht heeft de koop en belening te willen approberen., 1480 maart 18
29 Johan, heer van Wassenare, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat hij verleend heeft Gelmer van Groenevelt de hofstede van Groenevelt met 30 morgen land met de ambachtsheerlijkheid tot een onversterflijk erfleen, te verheergewaden met een rode sperwer of een pond goed geld., 1484 mei 1
30 Frater Gerlacus, prior van het klooster Beate Marie van Galilea in Zybekeloe, van de orde der Cisterciënsers, verleent aan Johannes Deir, burger van Zwolle, wegens zijn devotie en toewijding aan deze orde en dit huis in het bijzonder, de volledige deelneming in alle geestelijke goederen van dit klooster in leven en in dood, zo, dat als zijn dood aldaar bekend gemaakt wordt, hij deel zal hebben aan absolutie, missen en al hetgeen voor de broeders en zusters in leven en in sterven wordt gedaan., 1484 juni 24. (Die nativitatis Johannis Baptiste)
31 Maximiliaen en Philips, hertogen van Oostenrijk, van Bourgondiën, etc., oorkonden, dat zij, daar Jan van Nieuwenrode aan de heer van Egmond tot Bair, hun stedehouder-generaal van Holland, Zeeland en West-Friesland, heeft te kennen gegeven, dat hij van hen in erfleen houdt de helft van De Lier en Souteveen, van welke helft hij de helft verleend heeft aan prior en convent van het Regulierenklooster van Oudenaerden in Gooiland op dezelfde wijze als hij dit van hen in leen houdt, behalve de aflossing daarvan, dit voorschreven verlij confirmeren van het vierde deel van De Lier en Zouteveen, mits prior en convent aan Jan voornoemd en zijn nakomelingen een sterfelijk man zullen stellen om hulde, eed en manschap daarvan te doen, en Jan en zijn nakomelingen het leengoed zullen mogen lossen voor de prijs, welke prior en convent hem daarvoor betaald hebben., 1485 mei 27
32 Gellemer en Barent van Groenevelt, gebroeders, oorkonden, dat zij zijn overeengekomen betreffende alle twist, die zij gehad hebben over de heerlijkheid, hofstede en landen van Groenevelt, toebehorende aan hun moeder zaliger, en waarvan zij elk een portie bezaten, en wel dat zij de landen, tot de hofstede behorende, elk voor de rechte helft in vrede zullen gebruiken, dat Gelmer als de oudste zoon de ambachtsheerlijkheid hebben en gebruiken zal en dat de langstlevende met de leenvolger van de eerstoverledene zal gaan naar de leenheer en op hem doen zetten de rechte helft van deze leengoederen, terwijl zij, tot meerdere zekerheid Cornelis van Dorp en Herper van Foreest, hun vrienden, verzocht hebben deze brief met hen te bezegelen., 1486 october 17
33 Maximiliaan, Rooms koning en Philips, oorkonden, dat zij hebben ontvangen het verzoek van Jan van Rietvelt, inhoudende, dat hij in de ban van Hillegom op een stuk eigen land een huis heeft doen timmeren en het aan hen wil opdragen tot een onversterflijk erfleen, insgelijks de duinen, warande en konijnen, liggende tussen Lisser- en Hillegommerbeek, nu door hem in erfpacht gehouden voor de som van 30 ponden 's jaars en dat zij, daartoe genegen zijnde, dit land en huis tot een leen gemaakt hebben en daarmede verenigd de genoemde duinen met warande en konijnen, waarop zij Jan van Rietvelt met dit gehele leen hebben beleend, behoudens dat hij en zijn nakomelingen erflijk en eeuwig aan de graven en gravinnen van Holland zullen betalen voor deze duinen, warande en konijnen een pacht van 40 ponden Vlaams per jaar, waarvoor hij brieven van verband tot zekerheid van de oorkonders zal geven en hij niet verder gerechtigd zal zijn in de boeten en breuken komende uit de duinen en warande, dan waartoe hij nu gerechtigd is., 1487 mei 15
34 Janne van Halewijn, voogd over Johan van Wassenaer, burggraaf van Leiden, haar zoon, oorkondt, dat zij verleend heeft aan Mr. Vranck van Essche, macht hebbende van Barent van Groenevelt als voogd, ten behoeve van Gelmer van Groenevelt Gelmersz., 13 morgen land gelegen op 't Woud bij Delft, aan Gelmer aangekomen bij dode van zijn broeder Cornelis van Groenevelt, die schuldig was dit leen te ontvangen van Johan van Wassenaer voornoemd, tot een erfleen, niet te versterven binnen achterzusterskind, te verheergewaden met een rode sperwer of met een pond goed geld, terwijl Mr. Vranck van Essche manschap en hulde heeft gedaan, daar Gelmer nog minderjarig is., 1497 januari 28. (na den scrijven 's Hoofs van Hollant 28 Januari 1496)
35 Arent van Amerongen Folpertsz., schout van Vleuten doet verstaan, dat Goeyert Petersz. gemaakt heeft tot een lijftocht aan jonkvrouw Tymen, vrouw van zijn zoon Peter Goeyertsz., 11 morgen land, gelegen in het gerecht Vleuten, met voorbehoud, dat zij jaarlijks zal betalen de vijf pond, die een vicarie in de kerk van S. Jacob te Utrecht daaruit heeft, terwijl Florys Ghijsbertsz., zijn vrouw Delyane en jonkvrouw Tymen hebben afgezien van de erfenis, hun aanbestorven bij dode van Margriet, vrouw van Goeyert Pietersz. en moeder van Florys Ghijsbertsz., ten behoeve van Goeyert Petersz., 1500 augustus 14. (O.L. Vrouwenavond assumpcio)
36 Johanna van Halewijn, voogdes over Johan, jonker van Wassenaer, burggraaf van Leiden, haar zoon, oorkondt, dat zij verleend heeft aan jonkvrouwe Marie van Groenevelt, de hofstede van Groenevelt, haar aangekomen bij dode van Bernt van Groenevelt haar vader, met 30 morgen land mitsgaders de ambachtsheerlijkheid, te houden tot een recht erfleen, te verheergewaden met een pond goed geld., 1503 juli 3
37 Schepenen van Haarlem oorkonden dat Symon van Schoten verkocht heeft aan Lysbeth Willem Egbertszoons weduwe, tien schellingen, 6 penningen pacht 's jaars, die hij heeft op een huis en erf in de Veerstraat, gelegen tussen Mr. Pieter Ballinck en Heynrick Snel, achter strekkende tot de Jan van Berckenrodesteeg., 1503 september 15
38 Johannes Spierinck, notaris te Utrecht, instrumenteert, dat Johannes de Nyenroede, willende vermijden, dat na zijn dood geschil zal ontstaan tussen Gerarda, zijn legitieme vrouw en zijn kinderen, zijn testament heeft gemaakt, welke hij getoond heeft en waarbij hij aan zijn oudste dochter Heyl, vrouw van Wouter Uuten den Ham toezegt de brinkweer, welke de kinderen van Claas Hijnen nu bewonen, aan zijn zoon Gijsbrecht, de brinkweer, waar Jacob Franckensz. en Frans Petersz. op wonen, aan zijn dochter Cunera een stuk land genaamd de Hornebroek en 9 morgen land nu gebruikt door de weduwe van Gijsbert Jansz., aan zijn oudste zoon Splinter de brinkweer, waar Claas Vastertsz. op woont en aan zijn zoon Frans land te Overkerk; dat hij mede getoont heeft het consent d.d. 21 oktober 1503, hem door Philips, hertog van Bourgondië gegeven om over zijn goederen te mogen disponeren, behoudelijk, dat hij, suppliant geen bastaard zij en de leengoederen niet sterflijk zijn, noch gegeven worden aan
enige kerk, klooster, godshuis of geestelijke persoon, alsmede onder voorwaarde, dat aan wie leengoederen gegeven zullen worden, gehouden zullen zijn, binnen 6 weken na het overlijden van de erflater, eed, hulde en manschap te doen en de rechten daarop staande zullen betalen, van welke twee brieven de notaris op verzoek van Van Nyenrode één akte heeft opgemaakt en met zijn signet heeft getekend te Utrecht ten huize van Gerardus de Suggeroede, kanunnik van S. Salvator te Utrecht, gelegen binnen de immuniteit van de kerk van S. Pieter., 1503 october 31
39 Janne van Halewijn als voogd van haar zoon Johan van Wassenaar, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat haar is getoond een open brief met het signet van de stad Utrecht van 1504 op Pinksteravond, waarbij tot voogden over jonkvrouwe Barte, oudste dochter van wijlen Barnt van Groenevelt en van Jutte Stevensdr van Zuylen gesteld zijn Engbrecht van Gronenberch, Willem Jacobsz. en Allart van Lexwarde, en dat zij op verzoek van laatstgenoemde, jonkvrouw Barte verlijd heeft met de hofstede van Groenevelt met 30 morgen land en de ambachtsheerlijkheid van dien, haar bij dode van haar vader aangekomen, onder voorwaarde dat, daar die lenen enige tijd geleden haar verzocht zijn geweest door Heynrick de Voecht van Rinevelt, in naam en ten behoeve van jonkvrouwe Marie, zijn nicht, ook dochter van Barnt van Groenevelt voornoemd, en waarvoor hij hofrechten betaald heeft, indien jonkvrouw Barte vóór haar zuster zou sterven zonder wettige kinderen na te laten, het verzoek ten behoeve van jonkvrouw Marie gedaan, van waarde zijn zal, zonder dat zij enig ander verlij daarvan behoeft te nemen, doch dat na haar dood, haar erfgenamen gehouden zullen zijn verlij te verzoeken, voor welk leen Allart van Lexwarde de heergewaden en hofrechten betaald heeft., 1504 mei 29
40 Janne van Halewijn gouvernesse en administratresse der goederen van Johan van Wassenaer, burggraaf van Leiden, haar zoon, oorkondt, dat zij verleend heeft heer Cornelis Cruesinck, ridder, houtvester van Holland, vier morgen land, gelegen op 't Wout in de woning van Groenevelt, hem aangekomen bij dode van jonkvrouwe Mergriet Arentsdochter van der Does, waarvoor hij manschap gedaan heeft., 1510 mei 17
41 Johan, heer tot Wassenaer, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat Gelmers van Groenevelt hem heeft opgedragen en kwijtgescholden 5 morgen land uit zijn woning van Groenevelt ten behoeve van Mr. Jan Jacobsz. van Utrecht, waarop hij deze 5 morgen heeft verleend aan laatstgenoemde, op voorwaarde, dat, indien later op deze 5 morgen lands lasten zullen worden bevonden, Mr. Jan Jacobsz. van Utrecht of zijn erven die zal mogen verhalen op de hele woning van Groenevelt en de landen, daartoe behorende., 1513 februari 25. (na scrijven 's Hoeffs van Holland, 1512 Februari 25
42 Johan, heer tot Wassenaar, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat Gelmer van Groenevelt Gelmersz. op 12 februari 1512 heeft verkocht en opgedragen uit zijn woning van Groenevelt 5 morgen land ten behoeve van Mr. Jan Jacobsz. van Utrecht; dat Gelmer nu wederom uit zijn woning Groenevelt aan deze Mr. Jan Jacobsz. heeft overgedragen 3 morgen land en dat hij deze 3 morgen aan laatstgenoemde, te zamen en ongescheiden met de 5 morgen land, heeft verleend, onder voorwaarde, indien namaals enige last uit deze 8 morgen zoude komen, Mr. Jan Jacobsz. of zijn erven die last altijd zullen mogen verhalen op de hele woning van Groenevelt, en indien laatstgenoemde (of zijn nakomelingen) de gehele woning van Groenevelt namaals zal gekocht of verkregen hebben, het leen van de 8 morgen land met de woning van Groenevelt tot een ongescheiden leen zal worden verenigd., 1514 januari 17. (nae scryven tshoofs van Hollant 1513 Januari 17
43 Johan, heer tot Wassenaer, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat Gelmer van Groenevelt aan hem heeft opgedragen en overgegeven de rechte helft van het huis en de hofstede en landen van Groenevelt, welke Gelmer van hem in leen houdt, ten behoeve van Mr. Jan Jacobsz. van Utrecht, en dat hij laatstgenoemde daarmede heeft verlijd, behalve dat Gelmer voor zich zal houden de ambachtsheerlijkheid van deze lenen en dat, als Mr. Jan Jacobsz. van Utrecht namaals het gehele leen zal hebben gekocht of verkregen, dat dan dit leen met de woning Groenevelt zal verenigd worden tot een ongescheiden leen., 1514 december 17
44 Johan, heer tot Wassenaer, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat hij verlijd heeft Jacob Cruesinck met 4 morgen land gelegen op 't Wout in de Harnisse in de woning van Groenevelt, aan deze aangekomen bij dode van Cornelis Cruesinck, ridder, zijn vader, te verheergewaden met een rode sperwer of tien schellingen goed geld., 1521 mei 28
45 Karel, gekoren keizer van Germanten, oorkondt, dat Jan van Zwieten Jansz. voor president van de Raad van Holland, bij absentie van stadhouder en leenmannen van Holland, Zeeland en Friesland, heeft opdragen ten behoeve van Gijsbrecht van Nyeuwenroede, enige percelen van leen, welke hij aan deze heeft verleend tot een recht erfleen, en wel een stuk land met een huis daarop in de ban van Hillegom, groot 1,5 morgen en een hofstede met een huis daarop staande met een heemwerf, boomgaard en 3 akkertjes land daarvoor, gelegen in de parochie van Hillegom., 1524 september 26
46 Claes Claeszoen, wonende bij 't Syon, oorkondt, dat hij verkocht heeft aan Mr. Jan Jacobssoen van Utrecht, baljuw van Delfland, 2,5 morgen land in het ambacht van Groenevelt, "gemengeder vuer en gemengeder aerden" met Mr. Jan van Duvenvoerde, het Oude Gasthuis te Delft, Jan Evertssoen en de erven van Arent Gerrytszoen, nog 8 hont en 10 gaarden land, gelegen in voornoemde ambacht, "ghemengeder vuer ende gemengeder aerden" in een kamp land van 4 morgen met bovengenoemde personen ende papelijke proven op 't Wout, welke perceelen hij belooft te vrijwaren, waarvoor hij "onderstelt" een kamp land, geheten de Hoelcamp in het ambacht Harnis aan de Groeneveldse watering, van welke koop hij voldaan is, waarvoor hij Louwerys Dammasz. en Heynrick Ton Aertsz. verzocht heeft deze brief te zegelen., 1525 februari 1. (na 't scryven shoofs van Holland) 1524 februari 1
47 Florys Gherytsz., schout te Hillegom, oorkondt, dat Florys Adriaensz., alias die jonge Veer, heeft erkend van Ghijsbrecht van Nyenroede Heynricx gepacht te hebben een eind duin en konijnen, gelegen vanaf de Lisserbeek tot Jan Florys Loester, voor de tijd van 5 jaren, ingaande O.L. Vrouwenlichtmisdag l.l. voor 64 Rijns guldens per jaar; dat hij elk jaar 25 nieuwe "bergen" zal maken, 2 morgen helm zal poten en elk jaar in dit duin zal doen voeren 60 voer varens en zoden, daar waar het duin verloopt en instuift met zand; dat hij het duin aan niemand anders zal brengen of verpachten dan met consent van Ghijsbrecht en het duin in goede staat zal opleveren en alle delicten, in het duin voorvallende, bij Ghijsbrecht van Nyenroede aanbrengen, waarvoor borgen blijven Adriaen Florysz. en Reyer Willemsz. Vogelcoper te Leiden., 1525 juli 25
48 Jozyne van Egmond, vrouwe van Wassenaar et., burggravin van Leiden, voogd over haar dochter, Marie van Wassenaar, oorkondt, dat zij verleend heeft aan Gelmert van Groenevelt Gelmertsz. de helft van het huis en de hofstede van Groenevelt met de helft van de landen en het gehele ambachtsrecht, aan Gelmert aangekomen bij dode van jonkvrouw Baerte van Groenevelt, zijn ooms dochter., 1525 augustus 18
49 Jozyne van Egmond, burggravin van Leiden, voogd over haar dochter jonkvrouwe Marie van Wasseneer, oorkondt, dat Ghelmaert van Groenevelt Ghelmaertsz. haar heeft opgedragen ten profijte van Mr. Jan van Utrecht Jacopsz. de rechte helft van het huis, hofstede, timmeringen en boomgaarden van Groenevelt met de helft van de landen, daartoe behorende. Met ook het gehele ambachtsgerecht, en dat zij Mr. Jan van Utrecht daarmede verlijd heeft en als de hofstede met al het voorzegde weer aaneen komt, deels of geheel, zo zal men dit houden als een leen, te verheergewaden met een sperwer of een pond geld., 1525 augustus 18
50 Jozyne van Egmond, vrouwe van Wassenaer, burggravin van Leiden, voogd over haar dochter juffrouw Marie van Wassenaer, oorkondt, dat zij verlijd heeft Henric Crusing, met vier morgen land, gelegen op 't Wout in de Harnassche in de woning van Groenevelt, hem aangekomen bij dode van Jacop Crusing, zijn vader, tot een onversterflijk erfleen binnen achterzusterskind, te verheergewaden met een rode sperwer of tien schellingen goed geld, waarvoor Fransoes Crusing, oom van Henric, daar deze onmondig is, hulde en eed gedaan heeft., 1527 mei 8
51 Jozyne van Egmond, vrouwe van Wassenaer, burggravin van Leiden, voogd over haar dochter, juffrouw Marie van Wassenaer, oorkondt, dat zij op verzoek van Gelmer van Groenevelt, hem toegestaan heeft te mogen belasten zijn hofstede van Groenevelt tot de som van veertig ponden groot Vlaams, op het eind van het jaar af te betalen, en indien Ghelmer daarom de hofstede in het geheel of ten dele verkopen of meer belasten moest, dat dan de hofstede in het geheel of ten dele leen blijven zal en wederom ten leen verheven zal worden met al de hofrechten, daartoe staande., 1527 mei 12
52 Cornelis Aerntsz. van der Hoge, heemraad van Delfland met leenmannen binnen het graafschap Holland en mannen der vierschaar van het baljuwschap Delfland, oorkonden, dat Ghelmer Ghelmersz. van Groenevelt een brief heeft getoond d.d. 12 mei 1527, inhoudende dat hem is toegestaan zijn hofstede van Groenevelt te mogen belasten met hypotheek tot de som van 40 ponden Vlaams, dat hij vervolgens bekend heeft van Mr Jan Jacobsz. van Utrecht ontvangen te hebben 40 ponden Vlaams voor de tijd van een jaar onder bepaling, dat als hij in gebreke mocht blijven deze som te betalen, Mr. Jan Jacobsz. deze som zal mogen verhalen op zijn deel van de hofstede, doch dat Ghelmer of zijn nakomelingen het goed zullen mogen lossen., 1527 mei 13
53 Jan van Hattum bekent verkocht te hebben aan Ghijsbert van Nyenroede, maarschalk op de Eem, ... Carolus guldens erfelijke losrente, af te lossen met honderd Carolus guldens, op 11 morgen land onder Breukelen, in erfpacht gehouden van het kapittel van Oud-Munster te Utrecht met het recht van voorkoop, in geval van verkoop van het land of aflossing der rente, terwijl hij Davidt van Zelck verzocht heeft deze brief te zegelen, daar hij zelve op deze tijd geen zegel heeft., 1531 februari 15
54 Voor Vrouwe Jozyne van Egmond, vrouwe van Wassenaer zijn verschenen juffrouwe Marie van IJsselsteyn, weduwe van Ghelmer van Groenevelt met Arent van Groenevelt, haar zoon, die ter presentie van leenmannen, Ariaen van Borsselen, baljuw van Wassenaar, hebben gekozen en gemachtigd om in hun afwezigheid voor Josijne van Egmondt of anderen van het huis Wassenaar, opdracht, verlij en investituur te doen aan Mr. Jan Jacobsz. van Utrecht, van percelen en landen uit de helft van de hofstede en woning van Groenevelt, met landen, schuren, boomgaarden en een uitweg, alsmede 6 morgen land min 1,5 hont, hem Arent van Groenevelt aangekomen bij dode van zijn vader Gelmer, waarop Adriaen van Borsselen deze procuratie heeft aangenomen en hij is aangenomen als voogd en momber., 1531 mei 31
55 Ghijsbert van Nyenroey bekent verkocht te hebben aan Johan van Hattum, 18 Carolus guldens erflijke losrente, af te lossen met 300 Carolus guldens, gaande uit al zijn goederen, roerende en onroerende, terwijl hij daarvoor verder verzekert landen in het Nederkwartier van Utrecht., 1531 juli 24 (Op Synt Jacobsavont apostell)
56 Vredrick van Zuelen van Nyvelt erkent gegeven te hebben om Gods wil aan heer Hermen van Rijn, vicaris in de S. Pieterskerk te Utrecht, twee vicarieën, de ene gelegen op het Sint Elyzabeth altaar in de S. Jacobskerk en de ander op het Sint ............. altaar in de Buurkerk te Utrecht., 1531 october 17. (S. Lucasavond)
57 Symon Joriszoen, scheepmaker, wonende buiten de Rotterdamse poort buiten Delft, oorkondt als man en voogd van Marytgen Cornelisdochter, dat hij verkocht heeft aan de drie kinderen van Cornelis Heynrick Aemszoen en wel aan Aechtgen, Jannetgen en Cornelis, twee delen van het Hollcampgen gelegen in Groenevelt, zoals deze aan zijn huisvrouw zijn vermaakt bij testament door Dirck Aemszoen, priester, haar oom zaliger, waarvoor hij voldaan is, waarop Dirck Harperszoen en Joost Gerritsz., schepenen van Delft, op zijn verzoek deze brief hebben bezegeld., 1531 november 26 (daechs nae Sinte Katheryne dach)
58 Johan van Hattum, wonende te Arnhem, met Airtgen Pietersdochter, zijn vrouw, als houder van een losrentebrief van 18 Carolus guldens 's jaars ten laste van Gijsbrecht van Nyenroode d.d. Sint Jacobsavont apostel 1531, transporteren voor Hof en Raad Provinciaal van Utrecht, deze brief aan Pieter van Dalen, brouwer en Cornelis van Overen, beide te Utrecht, ter zake van aan hen verschuldigde penningen, waarvan aan eerstgenoemde toekomt 175 Carolus guldens en aan laatstgenoemde 125 Carolus guldens., 1531 december 2
59 Jacob van Ligne, heer van Wassenaer, burggraaf van Leiden, als man en voogd van jonkvrouwe Marie van Wassenair, oorkondt, dat Adriaen van Borsselen, baljuw van Wassenair, als gemachtigd bij procuratie van 31 mei 1531 van jonkvrouwe Marie van IJsselstein, weduwe van Gelmer van Groeneveld, met Arent van Groenevelt, haar zoon, aan hem heeft opgedragen ten behoeve van Mr. Jan Jacobsz. van Utrecht, baljuw van Delfland, de helft van het huis en de hofstede van Groenevelt met schuren, boomgaarden en uitweg, waarvan de wederhelft voordien door Mr. Jan te leen gehouden werd van het huis van Wassenaar, bij overdracht van Gelmer van Groenevelt, waarop hij Mr. Jan van Utrecht wederom daarmede heeft beleend., 1532 juli 6
60 Willem van der Goes, abt van Egmond, oorkondt, dat hij verleend heeft aan Heynrick van der Goes, zijn neef, leengoederen welke Mr. Willem van Vroechdenburg en voor hem Florys van Riewijck van hem en het godshuis van Egmond in leen gehouden hebben, gelegen te Overveen in de ban van Tetrode, welke Heynrick van der Goes zijn leven lang zal bezitten., 1533 mei 22
61 Schout en gezworenen van 't Wout Harnasch, oorkonden dat Trijntgen Wiggers, weduwe, wonende te Wateringen, met haar voogds hand heeft verkocht aan Pieter Janszoen, wonende op Groenevelt, de rechte helft van 8,5 morgen land "gemeender vuer en gemeender aerden" met Pieter Janszoen, Adriane Pietersdr. en Jan Corszoen, liggende in Groenevelt; dat zij dit land belooft te vrijwaren, waarop niets staat dan drie schellingen en zes penningen erflijke rente 's jaars op de morgen en de boterpacht., 1538 november 28
62 Schepenen 's lands van den Vrijen oorkonden, dat Victor Bruuninc, priester, poorter van Sluis, door het overlijden van zijn moeder Maeyken, weduwe van Cornelis Bruuninc, gerechtigd tot de navolgende partij land, heeft overgegeven aan Pieter de Backere, poorter van Sluis, 3 gemeten 30 roeden land binnen het ambacht van Aerdenburch gelegen in de parochie van Heynckenwerfve. Noordwest van de kerk aldaar., 1539 juli 19
63 Schout en gezworenen van 't Wout-Harnasch oorkonden, dat Frans Willemsz. in den Gulden Arent te Delft heeft verkocht aan Pieter Jansz. op Groenevelt een morgen land in de Groeneveltse polder "gemeender vuer en ghemeender aerden" met Pieter Jansz. in een kamp van 8,5 morgen land; dat hij belooft deze morgen land te zullen vrijwaren, waarop niets staat dan 3 schellingen 6 penningen Hollants op deze morgen en de jaarlijkse boterpacht., 1539 october 28
64 Schout en gezworenen van 't Wout-Harnasch oorkonden, dat Oude Claes Claesz. op Dijxhoeren verkocht heeft aan Pieter Jansz. Groenevelt 1,5 hond land gelegen in de Groenenveltse polder, gemeen met Pieter Jansz. voornoemd, waarop niet anders staat dan de jaarlijkse boterpacht en 3 schellingen 6 penningen 's jaars, en dat hij dit land zal vrijwaren., 1540 april 16
65 Schepenen 's Lands van den Vrijen oorkonden, dat Franchoys de Grootte, poorter van Brugge, en Marie van Spierre, zijn vrouw, hij gerechtigd tot de navolgende partij land door versterf bij overlijden van Cornet is de Groote; zijn vader, hebben overgegeven aan Pieter de Backere, poorter van Sluis, 5 gemeten, 58 roeden land gelegen in het ambacht van Aerdenburch in de parochie van Heinkenwerfve, in twee percelen ten Westen van de kerk., 1540 april 30
66 Schout en gezworenen van Woud-Harnasch oorkonden, dat Willem Adriaensz. van Vlairdingen verkocht heeft aan Pieter Jansz. Groenevelt een zekere half morgen land, gemeen met laatstgenoemde, gelegen in 8,5 morgen land in Woudt-Harnasch; dat hij belooft dit land te vrijwaren, waar niet meer op staat dan de jaarlijkse boterpacht en 3,5 schellingen 's jaars., 1540 juni 3
67 Elysabeth Torckx weduwe, vrouwe van Nyenroden, oorkondt, dat Jan Gerritsz. Kaen haar heeft opgedragen alle recht, dat hij had op vier morgen land, genaamd De andere Camp, gelegen in Oude A, in het gerecht van Nyenrode, waarop zij deze landen verleent aan Gijsbert Henricksz. van Nyenrode, maarschalk ter Eem, tot een onversterlijk erfleen, met bepaling, dat, als Jan Kaen aan Gijsbert van Nyenrode heeft afgelost een losrente van achttien Carolus guldens, deze gehouden zal zijn de vier morgen land wederom op te dragen aan Jan Kaen, doch zo hij die losrente niet op tijd betaalt, zal Gijsbert voornoemd die rente mogen halen door panding uit diens goederen of zal hij die mogen bezetten met recht., 1546
68 Schout en gezworenen van 't Wout-Harnasche oorkonden dat de erfgenamen van Ariaen Pietersdochter, namelijk Ariaen Cornelisz., Pieter Cornelisz., Jan Cornelisz., Jacop Cornelisz. en Heyman Ariaensz. en Maerten Gerritsz. verkocht hebben aan Aem Heynricxz. te Delft, een morgen land "gemeender vuer, gemeender aerden", gelegen in 8,5 morgen land, gemeen met de weduwe van Pieter Jansz. Groenevelt en Jan Corssen, liggende in Groenevelt, dat zij beloofd hebben dat land te zullen vrijwaren, waarop niet anders staat dan de jaarlijkse boterpacht en 3 schellingen 6 penningen jaarlijkse erfrente op die morgen., 1548 juli 27
69 Jacob, graaf van Lingni, als vader en voogd van jonkheer Philips van Lingne, heer van Wassenaar, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat Heynrick Crusing hem opgedragen heeft ten behoeve van Mr. Jan van Utrecht, vier morgen land, gelegen op 't Wout in de Harnassche in de woning van Groenevelt, hem aangekomen bij dode van zijn vader, en dat hij deze vier morgen land verleend heeft aan Mr. Jan van Utrecht, te houden tot een onversterflijk erfleen binnen achterzusterskind, te verheergewaden met een rode sperwer of tien schellingen goed geld., 1549 fanuarie 7 (Stilo curie 7 januari 1548)
70 Jan Claesz., schout van Lisse, Heynrick Jansz., schout van Hillegom en Jan de Bastaert, schout van Noordwijk, oorkonden dat Dirck Jaep Mathijsz. heeft verkocht en opgedragen aan Geryt de Widt te Noordwijk een woning met huis, schuur en barg en met de konijnen, gelegen onder Lisse, groot zes morgen en één morgen onder Hillegom, mits deze hem kwijten zal van het proces, dat hij uitstaande heeft tegen Gijsbrecht van Nyerode, alsmede van een rentebrief groot achttien Carolus guldens op dit goed, toekomende Machteld Sonck, weduwe van Jacop van Schoten, voor de vrijwaring van welke koop zich borg stelt Mathijs Jacopsz. te Langeveld met diens huis, te Langeveld in de ban van Noordwijk, waartegen Dirck Jaep Mathijsz. behouden zal een stuk land, dat Geryt de Widt aan Dirck voornoemd geleverd heeft, met welke ruiling zij zich voldaan betuigen., 1550 mei 17
71 Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat Willem Adriaensz. (Suyderhoeff), bijgestaan door Hillegond Rembrants, weduwe van Adriaen Martensz., zijn moeder, en Jasper Willemsz., haar gekoren voogd, ter ene en Aechte Pietersdr (den Otter), bijgestaan door Aeff Gheryt Aryszoonsdochter, haar moeder, met Frans Volckertsz., haar zwager en voogd, ter andere zijde, huwelijksvoorwaarden hebben gemaakt, waarbij o.a. bepaald wordt, dat Willem Adriaensz. zal inbrengen land onder Egmond en land, gelegen in de ban van Heemstede, en Aeff Gherytsdr. een huis te Amsterdam in de Warmoesstraat, terwijl bij overlijden van beiden, zonder dat zij kinderen achterlaten, de goederen zullen gaan naar die zijde, vanwaar zij gekomen zijn., 1550 october 4
72 Schout en schepenen in het gerecht van Nyenrode, gelegen te Breukelen, oorkonden, dat Pieter Cornelisz., als principaal huurman en Gerrit Cornelisz. als bruiker van het navolgende land, in pacht ontvangen van Ghiesbrecht van Nyenroede, maarschalk van Eemland, acht morgen land op Otterspoorbroeck in het gerecht van Nyenroede, het laatste gebruikt door erfgenamen van Giesbert Jan Beunensz. voor vijf jaren tegen 45 Carolus guldens, onder voorwaarde, dat zij geen elsenhout mogen kappen, dat Gerrit Cornelïsz. de enige bruiker zal zijn, terwijl zich borg stellen Willem Ottensz. en Cornelis Petersz. ingezetenen in het kerspel., 1551 juni 30
73 Schout, buren en gerechtslieden te Breukelen in de proosdij der heeren gerechte van St. Pieter te Utrecht, oorkonden, dat Cors Wilmesz. Craen en Jan Reyersz. Speldemaker, in pacht en huurweer ontvangen hebben van Giesbrecht van Nyenroede, maarschalk van Eemland, een stuk land, genaamd de hofstede ten Enge, liggende in het gerecht voornoemd, groot zeventien morgen, voor zes jaren, ingaand S. Pieterdag ad cathedram 1552 voor 88 Carolus guldens 's jaars., 1551 juli 16
74 Bij tussenkomst van Johan van der Hare en Johan van Dompseler, hebben Cornelia van Waveren, weduwe van Nyenrode, Cornelis van Nyenrode, kanunnik ten Dom van Utrecht, Jacob van Nyenrode, Johan van Nyenrode, gebroeders, Johan Monicks, als man en voogd van Margriet van Nyenrode en Mechteld van Nyenrode, ter ene zijde, en Henrick van Nyenrode ter andere zijde, een accoord gemaakt in de geschillen ter zake van de boedel, successie, erfenis en goederen van Ghijsbert van Nyenrode, hun man en vader, alsmede ter zake van diens testament, van de lenen en erfpachtsgoederen staande diens huwelijk aangekocht en van de timmeringe van het huis Guntersteyn en wel zó, dat Henrick van Nyenrode zal afstaan aan zijn moeder, broers, zwager en zuster, alle allodiale en deelbare goederen, hem aanbestorven bij dode van zijn vader, mits behoudende alle heerlijke goederen, uit welke hij, bij kinderloos overlijden, aan zijn broeders, zwager en zuster ieder vijftig Carolus guldens 's jaars losrente zal schenken, voor de helft uit twee hoeven land in het land van IJsselstein gelegen, te leen gehouden van het huis Nyenrode en voor de andere helft uit een ander perceel uit zijn leengoederen, daartoe goed zijnde; waarvoor de andere partij Henrick van Nyenrode kwijt van alle actiën, die zij op hem hebben ter zake van leengoederen en de reparatie van Gunterstein, terwijl Cornelia van Waveren aan Henrick kwijtscheldt de douairie, die zij heeft uit achttien en een halve morgen land te Breukelen gelegen, in leen gehouden van de abdij van Sint Paul te Utrecht, terwijl alle actiën, welke Gijsbert, de bastaard van Nyenrode heeft krachtens testament van wijlen Henrick van Nyenrode en die hij en zijn zuster Joosken hebben krachtens testament van Gijsbert van Nyenrode zaliger, door de eerste partij zullen worden voldaan., 1554 januari 17
75 Cornelia van Waveren, weduwe van Gijsbrecht van Nyenrode, bekent getransporteerd te hebben met hande van Johan van Dompseler, haar voogd aan Cornelis van Nyenrode kanunnik ten Dom van Utrecht, Jacob en Johan van Nyenrode, gebroeders, Johan Monicx, als man en voogd van Margriet van Nyenrode en aan Machteld van Nyenrode, haar kinderen, haar deel en recht in alle allodiale en deelbare goederen, die Henrick van Nyenrode, haar oudste zoon, haar en haar kinderen en schoonzoon zal doen toekomen, volgens zeker accoord en dat zij van al deze goederen ten behoeve van haar voornoemde vijf kinderen afstand doet zonder enige reserve., 1554 januari 23
76 Cornelis van Nyenrode, kanunnik ten Dom van Utrecht, Jacob en Jan van Nyenrode, gebroeders, Johan Monicx als man en voogd van Margriet van Nyenrode en Mechteld van Nyenrode met hande van Jacob van Nyenrode, haar broeder, allen kinderen van wijlen Gijsbrecht van Nyenrode, oorkonden, dat zij krachtens accoord van 17 januari 1554, krachtens akte van cessie van recht van hun moeder Cornelia van Waveren van 23 januari 1554, krachtens akte van deling van de allodiale en deelbare goederen tussen Cornelia van Waveren en haar kinderen van 10 maart 1554, in der minne gedeeld en gescheiden hebben alle roerende en onroerende goederen, welke zij gemeen en nog ongescheiden hadden, uitgezonderd hetgeen hun moeder en hun broeder Hendrik vanwege de gemene boedel ontvangen hebben, waarbij toebedeeld wordt aan Cornelis van Nyenrode o.a. de hofstede Ten Enge met land daarbij gelegen, land onder Breukelen op Otterspoorbroek; aan Jacob van Nyenrode een huis en hofstede te Breukelen en land te Breukelen aan de noordzijde van het huis Gunterstein, land in de Nederproosdij te Breukelen; aan Johan van Nyenrode land in Mynden, het kerspel Weesp; in Galecop en Eemnes; aan Johan Monicx, nomine uxoris land onder Bunschoten, Breukelen en Eemnes en aan Machteld van Nyenrode land onder Abcoude en Tienhoven., 1554 maart 16
77 Schout en gezworenen van 't Woud-Harnasch oorkonden, dat Jan Thomasz. te Monster, als man en voogd van Aechtgen Cornelis Heynrickzoensdochter verkocht heeft aan Cornelis Corneliszoen Groenevelt, de helft van elf hond land, gemeen met Cornelis Cornelisz. voorzegd, gelegen in Groenevelt, welk land hij belooft te zullen vrijwaren onder verband van al zijn goederen., 1554 juni 18
78 Philips, graaf van Ligne, heer van Wassenaar, burggraaf van Leiden, oorkondt, dat hij verleend heeft aan mr Jacob van Utrecht Jansz. zulke percelen, als hem bij dode van mr Jan Jacobsz. van Utrecht, zijn vader, aanbestorven zijn, te houden tot zulk een leen als de oude registers inhouden, namelijk eerst de hofstad van Groeneveld, groot 48 morgen met de ambachtsheerlijkheid en ambachtsgevolg met de visserij, manschappen en lenen, zoals mr Jan die in diverse partijen aaneengekregen heeft sedert 1512 tot 1532, voortaan te houden tot een ongesplitst onversterflijk erfleen, te verheergewaden met een rode sperwer of een pond goed geld; nog 4 morgen land op 't Woudt in de Harnasche, door zijn vader gekocht van Henrick Croesinck en sedert 1437 van de hofstad afgescheiden en altoos apart verlijd geweest, te houden tot een onversterflijk erfleen, te verheergewaden met een rode sperwer of tien schellingen, en nog 15 morgen land te Schipluiden in Hodenpijl, tot zulk een leen als de oude registers uitwijzen., 1554 augustus 1
79 Ghijsbert Henricksz., schout, met buren en gerechtslieden in het gerecht van S. Marie te Utrecht, oorkonden, dat Jan Reyersz., wonende te Breukelen, in pacht en huurweer heeft ontvangen van Cornelis van Nyenrode, kanunnik ten Dom te Utrecht, elf en een halve morgen land gelegen onder Breukelen, voor de tijd van zes jaren, ingaande Petri ad Cathedram 1555 voor drie gouden Carolus guldens en vijftien stuivers Brabants 's jaars per morgen en zes goede smaelhoenders tussen Pasen en Pinksteren., 15(55) januari 15

80 Jacob Bauwensz., wonende in het gerecht van Abcoude, bekent in pacht en huurweer te hebben ontvangen van Cornelis van Nyenrode, kanunnik ten Dom van Utrecht, vier morgen land gelegen aan de Westzijde aan Ancoperbrug, daar boven de Amstel en beneden Peter Jansz. Block gelegen zijn voor zestien Carolus keizers guldens, vrij van ongelden, voor de betaling waarvan hij zijn goederen, waar die gelegen mochten zijn, verbindt., 1555 februari 21 (S. Pietersavont ad Cathedram)
81 Schout en gezworenen van 't Wout-Harnesch oorkonden, dat Cornelis Cornelisz. bekent verkocht te hebben aan Heyman Claesz. en zijn erven, 11 hond land, genaamd het Hoelcampgen gelegen in Wout-Harnesch, terwijl Cornelis Cornelisz., Jan Jansz. alias Jan Kors, wonende op 't Wout in het ambacht van het Hof van Delft en Jan Thomasz. wonende in Poeldijck als waarborgen, beloven het voorzegde land te zullen vrijwaren., 1555 maart 1. (nae gemeen scriven)
82 Joannes de Lamsweerde, notaris, scriba van de cathedrale kerk te Utrecht, instrumenteert, dat Cornelis de Nyenroede, canonicus prebendatus van de kerk te Utrecht, over zijn goederen willende beschikken, tot executeurs over zijn testament benoemt Joannes de Vechta en Joannes de Bruheze, beide kanunniks zijn confraters., 1555 april 24
83 Johan van den Bongert, schout te Breukelen in het gerecht van Nyenroede, en schepenen oorkonden, dat Gerryt Petersz. met Hannytien Ghijsbertsdochter, echtelieden, wonende in Oud, in pacht en huurweer hebben ontvangen van Cornelis van Nyenroede, kanunnik ten Dom te Utrecht, drie morgen land, gelegen in d'Ouda, strekkende van de Oudasche dijk tot aan de Portengensche dijk, voor vijf jaren, ingegaan zijnde Petri ad Cathedram laatstleden, voor vijf Carolus guldens de morgen, op voorwaarde, dat zij het land niet mogen verhuren aan anderen dan met consent van Cornelis van Nyenrode., 1555 juni 27
84 Schepenen, burgemeester en raad van de stad Neusden oorkonden, dat jonkvrouwe Cornelia van Waveren, weduwe van Ghijsbrecht van Nyeuweroede heeft gemachtigd Jacob Vervoort, secretaris van de stad Utrecht, om in haar naam te transporteren aan Cornelis van Nyeuwenrode, Domheer te Utrecht, haar zoon, en Johan Monix "haar swager", het land, dat zij met haar kinderen onverdeeld heeft liggende in de ban van Tienhoven., 1555 december 27
85 Jan Pietersz. Beuselaer, schout in Tienhoven in het gerecht van de heren van St. Pieter te Utrecht, en schepenen in dat gerecht oorkonden, dat Jacob van der Voort Valentinsz., secretaris van de stad Utrecht, heeft getoond een ongecancelleerde en gezegelde brief d.d. 27 December 1555, inhoudende, dat schepenen van de stad Haarlem oorkonden, dat jonkvrouwe Cornelia van Waveren, weduwe van Gijsbrecht van Nyenroede, hem heeft gemachtigd de venen en gronden in de parochie van Tienhoven, die zij met haar kinderen aldaar onverdeeld heeft liggende, te transporteren en dat hij daarop die landen heeft overgedragen aan Cornelis van Nyenroede en Jan Monicx., 1556 januari 2
86 Johan van den Bongert, schout te Breukelen in het gerecht van Nyenroede en schepenen in dat gerecht, oorkonden, dat Gerryt Cornelisz., wonende in Cortrijck in dat gerecht, in pacht heeft ontvangen van Cornelis van Nyenroede, kanunnik ten Dom te Utrecht, acht morgen land, strekkende van de Broeckdijck tot aan de Cortrijcker kade, voor vijf jaren, ingaande Petri ad Cathedram 1555, terwijl hij belooft het elsenwerfje, waar Cornelis voornoemd verleden jaar de els heeft uitgehouwen, zal toemaken tot een hennepwerfje onder verband van zijn goederen., 1556 juni 12
87 Philips, koning van Castiliën, oorkondt, dat Cornelia van Driebergen, weduwe van Gerydt van Lockhorst, verkregen heeft uit de bij condemnatie verkochte goederen van Roelant van Heemstede, de duinen van Heemstede met de "voeyinge van de conijnen", groot 450 morgen, dat zij deze in eeuwige erfpacht zal hebben mitsgaders de elst, grashuur en zodeslag op en in die duinen, en dat zij eeuwig en erfelijk elk jaar zal betalen 3,5 gouden Carolus guldens voor elke morgen land, welke daarin zal zijn gemaakt tot bruikbaar hooi-, weide- of zaadland, terwijl zij van de boeten en breuken, vallende op deze landen, genieten zal part en portie als de andere ambachtsheren van Kennemerland., 1556 october 23
88 Cornelia van Driebergen, weduwe van Geryt van Lockhorst, oorkondt, dat zij van de koning van Spanje, zekere 450 morgen duinen in Heemstede met de "voeyinge van de conijnen", door haar verkregen uit de bij condemnatie verkochte goederen van Roelant van Heemstede, op haar verzoek in eeuwige erfpacht heeft ontvangen onder bepaalde voorwaarden, bij open brief d.d. 23 october 1556, dat zij gehouden is aan de Rekenkamer van Holland een verbandbrief te leveren, dat zij belooft de erfpacht elk jaar op S. Martyn in de winter te zullen betalen aan de rentmeester-generaal van Kennemerland, terwijl zij volgens inhoud van dit octrooi, met consent van haar zoon en voogd in deze, Willem van Lockhorst, renuncieert ten behoeve van de koning van de "conijnen dye nu zijn ende naemaels comen voeden en generen moeghen" in de duinen liggende buiten de rode lijn, aangetekend op de kaart in de Rekenkamer berustende, belovende zich met de konijnen niet te zullen bemoeien, maar die over te laten aan Zijner Majesteits officieren, alles onder verband van de heerlijkheid Heemstede met de duinen., 1557 februari 15 (naar schrijven shoofs van Holland 15 Februari 1556)
89 Jan van den Bongart, schout, met buur- en gerechtslieden te Breukelen in de proosdij der heren gerechte van S. Pieter te Utrecht oorkonden, dat Jan Reyersz. Speldemaecker in huur heeft ontvangen van Cornelis van Nyeuwenrode, kanunnik ten Dom van Utrecht, een stuk land en erf genaamd de hofstede Ten Enge, met twaalf morgen land gelegen in dit gerecht voor zes jaren, ingaande Petri ad Cathedram 1558 voor 74 Carolus guldens 's jaars en zes pachtkapoenen of vier stuivers voor elke kapoen te betalen Kerstdag of in de twaalf nachten., 1557 augustus 24
90 Schout en landgenoten in Galencoep in het gerecht van de Domproosdij van Utrecht oorkonden, dat Jan Thomasz., burger te Utrecht, in huur ontvangen heeft van Cornelis van Nyeuwenrode, kanunnik ten Dom van Utrecht, zeven morgen land in dit gerecht voor zes jaren, ingaande Petri ad Cathedram 1558 voor 84 Carolus gulden per jaar., 1558 februari 21
91 Notaris Anthonius de Rota te Brussel instrumenteert, dat Johannes Nieuenrode, zoon van wijlen Gijsbertus van Nyenrode en Cornelia de Wavre, zijn testament maakt, waarbij hij tot erfgenaam in de legitieme portie maakt zijn moeder en hij zijn overige goederen vermaakt aan zijn broeder Cornelis van Nieuenrode, kanunnik te Utrecht, terwijl hij tot executeurs aanstelt Johannes de Vorthuyse, kanunnik te Utrecht en Jacobus van der Vort, secretaris van de stad Utrecht., 1558 november 17
92 Philips, koning van Castiliën, oorkondt, dat hij om de grote lasten van de tegenwoordige oorlog, de heren van de Rekenkamer in Holland gemachtigd heeft te accorderen met heer Willem van Lochorst, ridder, dat hij de erfhuur zal mogen aflossen en de koop in vrije eigendom zal mogen hebben van de grond, waarop deze huur staat en wel de huur uit twee hoeven gelegen in het dorp Werkhoven, drie hoeven land in het gerecht Bunnik, drie en een halve morgen land in het dorp Bunnik, alle staande op naam van Geertruyt van Gendt, weduwe van Jan van Driebergen, zeventien morgen land te Bunnik, staande ten name van Juffrouw Thyman van Dryebergen, zestien morgen land in Bunnik ten name van Cornelia van Dryebergen, weduwe van Gerrit van Lochorst; nog uit het gors genaamd Rietbrouck in Poortugael, uit het huis aan het Manpad en uit land in Bennebroeck in de ban van Heemstede en uit duinen te Heemstede., 1558 november 26
93 Johan van den Bongert, schout in Breukelen in het gerecht van Nyenroede, en schepenen oorkonden, dat Peter Gerritsz., wonende in d'Ouda met Lammytien Jansdr., zijn huisvrouw, in huur heeft ontvangen van Cornelis van Nyenroede, kanunnik ten Dom te Utrecht, drie morgen land in d'Ouda, strekkende van de Oudasche dijk tot aan de Portengensche dijk, voor vijf jaren, ingegaan Petri ad Cathedram 1559 voor vijftien Carolus guldens 's jaars., 1559 april 14
94 Jasper die Swardt, schout van Breuckelen en gerechtslieden in Breukelerwaard, oorkonden, dat Harman Wernertsz. en Geertruyt Thonisdr, zijn huisvrouw, in huurweer ontvangen hebben van Cornelis van Nyenroode, kanunnik ten Dom van Utrecht, twee kampen land in de Breukelerwaard van de Bisschopswetering tot het land van Jacob van Nyenroode, voor zes jaren, ingaande S. Petersdag ad Cathedram 1559 voor vier Carolus guldens tien stuivers 's jaars en het weiden van twee hamelen., 1559 april 20
95 Pieter Arentsz. Leeu, schout in de ban van Hillegom, oorkondt, dat Jan Cornelisz. verkocht heeft aan Jan Jansz. Verwer, wollenlakenverkoper te Haarlem, een stuk land groot drie morgen, genaamd "die Biel"., 1560 januari 21
96 Pieter Aertsz. Leeu, schout in de ban van Hillegom, oorkondt dat Adryaen Claesz. en Adriaen Willemsz., poorters van de stad Haarlem, hebben uitgegeven in erfpacht aan Tonis Symonsz. en Jacob Reyersz. een stuk land, groot 13 morgen gelegen in de ban van Hillegom voor 52 Carolus guldens 's jaars., 1560 december 18
97 Ghijsbert Heynricksz., schout, met buur- en gerechtslieden in het gerecht van S. Marie te Utrecht, oorkonden, dat Johan Reyersz., wonende te Breukelen, in pacht heeft ontvangen van Cornelis van Nieurode, kanunnik ten Dom van Utrecht, elf en een halve morgen land onder Breukelen voor zes jaren voor vier gouden Carolus guldens en vijf stuivers Brabants en zes goede smaelhoenders, te leveren tussen Pasen en Pinksteren., 1561 januari 1
98 Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Jan Gerritssoen van Millinghen en Cornelia Peter Kammaeckersdochter, echtelieden, hebben overgedragen aan Merten Evertszoen van Sypesteyn en Baetgen Mr Willem Schayendochter, echtelieden, een huis en hofstede genaamd Die Hell, gelegen aan de Stadtplaats op de hoek van de Lakensnijdersstraat voor 500 Carolus guldens hooftgeld, staande op losrenten den penning twintig, welke de erfgenamen van Catryn Ingerlauwen daaruit hebben en welke rente te lossen zijn in vier delen., 1562 october 13
99 Schout en schepenen te Abcoude oorkonden, dat Tonis Jan Reyerszoen in pacht en huurweer ontvangen heeft van Cornelis van Nyenrode, kanunnik ten Dom te Utrecht, zeven morgen land gelegen in de bruikweer van veertien morgen in het gerecht van Abcoude, door Jan Reyersz. het laatst gebruikt, strekkende uit het Geyn over de Indijk, voor drie jaren, ingaande Petri ad Cathedram 1564 voor vijftig Carolus guldens 's jaars., 1563 december 14
100 Willem Schaey en Henrica van Nievelt, echtelieden, oorkonden dat zij verkocht hebben uit al hun goederen een jaarlijkse losrente van zes en dertig gouden Carolus guldens, tot afkoop van het huis, daar zij nu in wonen, welk huis zij in huwelijk gegeven hebben aan Henrick Jacobsz. en Anna Schay, hun dochter, en waarmede de huwelijksvoorwaarden te buiten gegaan zijn; dat zij hun beloven de jaarlijkse rente te zullen betalen, onder voorwaarde, dat zij de rentebrief mogen lossen voor zeshonderd Carolus guldens, waarop zij deze brief hebben ondertekend en tot meerdere vastigheid hun zwager Merten Evertsz. van Sypesteyn hebben verzocht deze brief te bezegelen, daar zij zelf geen zegel hebben., 1564 mei 17
101 Schout, buur- en gerechtslieden in het gerecht van Anthonis van Amstel van Mynden te Loenen, oorkonden, dat Peter Willemsz., alias Hugensz., voor zich en als man en voogd van zijn huisvrouw, heeft opgedragen aan Cornelis, natuurlijke zoon van Cornelis van Nyenrode, 6 morgen en 2 morgen land, belast met schuldbrieven o.a. toekomende de voorkinderen van Wigger Gerritsz. bij Maria Jansdr., zijn eerste huisvrouw, zijnde land gelegen in een sate lands toebehorende Cornelis van Nyenrode en waarin de kerk te Loenen met het S. Lugersaltaar ook 2 morgen heeft liggen, samen groot 19 morgen, strekkende van de Vechtdijk tot aan het land van Dirck Ruysch, descendent van Anchelm Zalm, behoudens dat Cornelis van Nyenrode zal mogen disponeren over deze landen, welke bij vooroverlijden van zijn natuurlijke zoon Cornelis, zullen komen op Cornelis van Nyenrode voornoemd., 1564 juni 8
102 Schout, buur- en gerechtslieden van het gerecht van Mynden onder het kerspel Loenen, oorkonden, dat Thomas Willemsz. in pacht heeft genomen van Cornelis van Nyenrode, Domheer te Utrecht, een perceel land groot zeventien morgen, gelegen in het gerecht Loenen, twee morgen waarvan de ene toebehoort aan de kerk te Loenen en de andere aan S. Luydgers-altaar in die kerk, strekkende van de Vechtdijk tot aan de Oude Drecht, nog een uiterdijk, gelegen tussen de Vecht en de dijk groot twee morgen vijf hont, waarboven geland is Dirck Ruysch Alt, descendent van Ansem Salm en beneden Luydger Willemsz., met nog een huis, berg, molen en alle getimmerte daarop staande, voor 8 jaren, ingaande Petri ad Cathedram 1564, elke morgen jaarlijks voor 5 Carolus guldens en 2 goede voeren hooi, te leveren binnen Utrecht,van het allereerste gras, dat gemaaid zal worden, vrij van alle ongelden, en dat Dirckje Willem Ansems weduwe, zijn moeder, zich daarvoor borg stelt., 1564 juli 8
103 Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Jacob en Jan Pieterszonen, alias Hoos, gebroeders, voor zich; Cornelia Cornelisdr., weduwe van Harich Pietersoon, brouwer, voor haar kinderen; Imme Pietersdr. weduwe Claes Claesse Loo voor zich met Bartholomeus Jacobsz. haar oom en voogd; mitsgaders Jan Hendricxzoon, moutmaker, als man en voogd van Katherine Pietersdr.; Wigger Claesz. Kousebant, ook brouwer, als man en voogd van Janne Pietersdr. en Dirck Symonsz. Hasselaer, mede brouwer, als man en voogd van Aeff Pietersdr; mitsgaders Jacob Gerytszoon de Jonge, moutmaker als man en voogd van Elizabeth Pietersdr. hun huisvrouwen, alle erfgenamen van Baernt Pieterszoon Hoos, hun uitlandige broeder, daar zij in 16 jaren geen zekere tijdinge van hem hadden vernomen, zij, met consent van Bartholomeus Jacobsz., hun oom, als voogd van Barent Pietersz., geschift en gedeeld hebben alle diens goederen en dat zij, indien Barent Pietersz. weerkeert, of van hem kinderen behouden zullen worden, die goederen zullen restitueren., 1564 november 10
104 Schout, buur- en gerechtsluiden te Breukelen oorkonden, dat Herman Wernertszsoon in pacht heeft ontvangen van Cornelis van Nyenrode, kanunnik ten Dom te Utrecht, twee kampen land gelegen in Breukelerwaard, strekkende van de Bisschopswetering tot aan het land van Jacob van Nyenrode, voor 5 jaren, ingaande Petri ad Cathedram 1564 voor 23 Carolus guldens 's jaars., 1564 z.d.
105 Schout en gezworenen van Wout-Harnis oorkonden, dat Cornelis Corlisz. Groenevelt, wonende te Delft op de Buitenwatersloot verkocht heeft aan Jan Pietersz. Groenevelt al sulke landen als hem aanbestorven zijn bij dode van Neeltgen Claesdochter, zijn moeder, gelegen in de woning van Jan Pietersz. Groenevelt voornoemd; dat hij belooft dit land te zullen vrijwaren, waartoe hij al zijn goederen verbindt., 1565 Maart 24. (nae gemeen scryven)
106 Marten Eevertsoen van Zypesteyn en Baetgen mr Willem Schaeyendochter, echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan Jan du Gardyn en Alidt Cornelis van Royesteynsdochter, echtelieden voor 600 Carolus guldens, die zij aan laatstgenoemde schuldig zijn in gevolge de koop van fluweel en zijden laken, zeven en dertig Carolus guldens en tien stuivers 's jaars erfelijke losrente uit goederen, gelegen in de stad Utrecht., 1565 juli 5
107 Schout en gezworenen van Woutharnis, Groenevelt en Sint Aechtenrecht oorkonden, dat Jacob Corstensz., wonende bij de Lierhant in dit ambacht, verkocht heeft aan Govert Ysbrantszoon, brouwer te Delft, 11 hond land, gelegen in het ambacht Woutharnis; dat hij dit land zal vrijwaren onder verband van al zijn goederen; waarvoor zich borg stellen Cornelis Neel Arisz. en Cornelis Jansz., beide wonende op 't Woudt, terwijl Jacob Constantsz. verklaart van deze koop te zijn voldaan., 1565 juli 9
108 Lourys Heynricxz., schout van Hillegom oorkondt, dat Gijsbrecht Claesz. c.s. buren te Hillegom, bezitters en gebruikers van 13 morgen land, welke Thonis Symonsz. en Jacob Reyersz. van Adryaen Claesz. en Adryaen Willemsz. in erfpacht genomen hadden, naar inhoud van de brief, waardoor deze is gestoken, welke dertien morgen weer vervallen zijn aan de twee laatstgenoemden, daar de erfpachters die hadden vervreemd en gesmaldeeld, verklaren, deze erfpacht niet verder te zullen smaldelen., 1565 augustus 6
109 Prior en subprior van het convent van de Bernarditen te Heemstede genaamd Porta Celi van de orde der Cisterciensers, oorkonden, dat de woning en landerijen, die het convent heeft liggende in het ambacht van Hillegom, nu gebruikt door Dirck Symonsz., noodzakelijk reparatie behoeft en de daarbij behorende landen moeten worden toegemaakt, dat Dirck Symonsz. na verloop van zijn huur, de oude huur niet meer wil betalen, dat de kosten van dit alles zeer hoog zijn, dat enige personen gepresenteerd hebben land in ruil te geven, gelegen onder de stad Haarlem alsmede een som gelds, dat conventualen tot verkoping uit de hand en ruiling hebben besloten, welk besluit door prior en subprior is geconfirmeerd., 1565 augustus 17
110 Broeder Anthonis van Utrecht Harmansz., visitateur van het convent te Heemstede en prior in het convent te Warmond oorkondt, dat hij gevisiteert heeft het traktaat van 17 augustus 1565, gemaakt door prior, subprior en conventualen van het Bernarditenconvent te Heemstede, genaamd Porto Celi, betreffende de verkoop of permutatie van een woning met 12 morgen land, gelegen in het ambacht van Hillegom, en dat hij verklaart dat deze verkoping of permutatie gepermitteerd is, en prior, subprior van het convent authoriseert de woning te mogen verkopen., september 6

111 Prior en subprior van het convent van Barnarditen te Heemstede, genaamd Porta Celi, vanwege het convent oorkonden, dat, krachtens tractaat met conventualen en na advies, consent en authorisatie van Anthonis van Utrecht Harmansz., visitateur en overste van dit convent, door welke brieven deze brief is gestoken, zij getransporteerd hebben aan Jan Jansz. Verwer, lakenverkoper en poorter te Haarlem, een huismanswoning en 12 morgen land in het ambacht van Hillegom, nu gebruikt door Claes Diricxz., waarvoor Jan Jansz. Verwer in ruil heeft opgedragen een stuk land genaamd Rapersland, groot 2 morgen, en zij ontvangen hebben zevenhonderd Carolus guldens., 1565 september 18
112 Schout en schepenen in het gerecht van Nieuroden oorkonden, dat Hase, weduwe van Gerrit Cornelisz. wonende in het Cortrijck, in pacht ontvangen heeft van Cornelis van Nieurode, 8 morgen land gelegen in het Otterspoorbroeck in dit gerecht, strekkende van de Broeckdijck tot aan de Cortrijckerkade, voor 6 jaren ingaande Petri ad Cathedram 1566 voor 58 Carolus guldens 's jaars en daarbij ééns een half vat rode Meische-boter, dit en volgend jaar te leveren., 1566 april 23
113 Burgemeesters van de stad Haarlem oorkonden, dat zij aan Cornelis van Nyeuwenrode gunnen, dat hij als edelman naar zijn believen met zijn gezin en goederen metter woon mag komen binnen Haarlem, genietende vrijdom van excijs van wijnen, bier en brood, en dat hij metterwoon buiten Haarlem naar believen kan vertrekken zonder betaling van het recht van exue, wel verstaande, dat hij in geval van nood deze stad en haar poorters naar vermogen zal helpen beschermen., 1567 april 11
114 Burgemeesters, schepenen en raad van de stad Breda oorkonden, dat Johan van den Corput de jonge, oud omtrent 25 jaren heeft te kennen gegeven, dat hij te Leuven, Keulen en andere plaatsen gestudeerd hebbende naar Italië en Griekenland tot verdere studie willende vertrekken, verzoekt om een getuigenis en dat zij certificeren dat voornoemde Johan van wettige geboorte is, dat zijn vader Johan van den Corput, oud 75 jaren, wel 50 jaren in dienst van de stad is geweest, dat zijn moeder Anthonina Montens een eerlijke vrouw is, dat Henrick Montens de oude, zijn grootvader en zijn ooms Cornelis van den Corput en Severijn en Hendrik Montens vele jaren in dienst zijn geweest van graaf Hendrik van Nassau, heer René van Chalon en Wilhelm van Nassau, prinsen van Oranje, waarom zij hem recommanderen bij een ieder, aan wie deze brief zal worden getoond., 1567 augustus 13
115 Louweris Heyndricxzoon, schout te Hillegom doet weten, dat Claesgen Coman Diricken, buurman in het ambacht, verkocht heeft en kwijtgescholden aan Jan Jansz. Verwer, wollenlakenverkoper en poorter te Haarlem, een stuk hoog geestland, groot omtrent een morgen in dit ambacht gelegen, dat Willem Claesz. in de Zillick zich borg heeft gesteld voor Claesgen Coman Diricken onder voorwaarde, dat Dammas Claeszoon zijn huisje op het voorzegde land zal mogen staande houden zestien jaren vanaf Allerheiligendag 1568 mits betalende 25 stuivers 's jaars., 1568 december 30
116 Schepenen 's Lands van den Vrijen oorkonden, dat Vincent de Backere, presbiter en deken van de Christenheid in het kwartier van Ardemburch, poorter van Sluis, gerechtigd door versterf, bij dode van zijn vader en moeder tot de navolgende partij land, overgegeven heeft aan Pieter de Backere, poorter van Sluis, een gerechte helft van 8 gemeten 88 roeden land gelegen in drie partijen in het ambacht van Ardemburch binnen de parochie van Heynckenswerve, Noordwest van de kerk., 1569 februari 5
117 Rycardus Bernardi, abt van het convent Oudkamp van de orde der Cisterciensen in de diocees Keulen en abt-prior van het convent Porta Celi van diezelfde orde, diocees Utrecht, gelegen in Heemstede, maken bekend dat zij ratificeren de ruil en verkoop gedaan tussen prior en convent van Porta Celi en Johannes Johannesz. alias Verwer van een woning en landen gelegen in Hillegom aan de ene zijde en land gelegen bij Haarlem ter andere zijde, om redenen, uitgedrukt in een brief met het zegel van voornoemd convent en dat van de prior van het convent van Warmond, visitator van Porta Celi, waardoor deze brief is gestoken., 1569 september 30
118 Isebrandt Fockhardt van Herderwijck en juffrouw Hadewych van Hardenbroeck maken huwelijksvoorwaarden met het consent van jonkheer Unno Manningha en Willem van Zuylen van Nyevelt en van dr. Peter Moll en Henrick Aelbertsz., waarbij o.a. bepaald wordt, dat bij vooroverlijden van de man, de vrouw zal hebben al het huisraad uit het sterfhuis en duizend Carolus guldens uit haar mans goederen en zij de administratie over het goed van haar kinderen zal behouden, terwijl bij haar hertrouwen, voogden over deze kinderen en hun goederen zullen worden aangesteld., 1571 januari 21
119 Heinrich Back, genaamd de Herzoge, oorkondt, dat hij in koop getransporteerd heeft aan Cornelis van Nyenrodt een rentebrief van 400 Carolus guldens 's jaars., 1571 maart 8
120 Jacob Peelmans, notaris te Luydik instrumenteert, dat Cornelis van Nyenrode Ghijsbrechtszoen, van Naerden geboortig, en juffrouw Catharina van Neverum, geboren te Geulen, huwelijksvoorwaarden gemaakt hebben, waarbij o.a. bepaald wordt, dat bij vooroverlijden van de man zonder kinderen na te laten, de vrouw uit zijn goederen zal krijgen 50 daalders jaarlijkse lijftocht, terwijl zij, achterblijvend met kinderen, over hun goed de administratie zal behouden., 1572 juni 12
121 "Consules et senatus imperialis civitatis Coloniae" oorkonden, dat, op verzoek van Catharina Reinersdr de Nevenheim weduwe van Cornelius Gisberti a Nieurode, voor hen verschenen is Hermannus Spenckhusius, minister van de parochiale kerk te Blanckenburgh, die verklaard heeft "praeterito anno minoris numeri septuagesimo primo in mense Augusto" aldaar bovengenoemde personen in de echt te hebben verbonden en dat hij een bewijs daarvan met eigen hand getekend en gezegeld, aan hen gegeven heeft, hetwelk hij ten allen tijde voor rechters bevestigen zal en dat verschenen zijn Anthonius Smidtz en Engelinus Auxt, medeburgers, die verklaard hebben, dat Hermanus Spenckhusius aan hen bekend geweest is., 1575 september 3
122 Johan Johansz., notaris te Utrecht, instrumenteert, dat Cornelia van Waveren, weduwe van jonker Ghijsbrecht van Nyenrode, maarschalk van Eemland, haar testament maakt, waarbij zij tot haar erfgenamen benoemd heeft haar twee dochters Margriet van Nyenrode, huisvrouw van jonker Johan Monicx en Mechtelt van Nyenrode, weduwe van jonker Gerit Spierinck van Wel, kastelein van Neusden, en waarbij zij onterft heeft de kinderen van haar zoon Cornelis van Nyenrode, aangezien zij deze niet houdt voor wettige kinderen., 1575 november 11
123 Philips, Koning van Castilië, etc., oorkondt, dat hij heeft verleend aan Pouwels Jansz. van Utrecht, eerst de hofstad van Groeneveld, groot 48 morgen land met ambachtsheerlijkheid en ambachtsgevolg met de visserij, manschappen en lenen, door mr. Jan van Utrecht in diverse partijen aaneengekregen sedert 1512 tot 1532 en aan Pouwel Jansz. van Utrecht aanbestorven bij dode van mr. Jacob Jansz. van Utrecht, zijn broeder, die deze partijen had in leen ontvangen van de graaf van Ligne als heer van Wassenaar, doch nu door annotatie van de heerlijkheden, rechten en goederen van Wassenaar, aan de koning vervallen; dit leen te houden als een ongesplitst, onversterflijk erfleen, te verheergewaden met een rode sperwer of een pond goed geld; nog 4 morgen land op 't Woudt in de Harnasche, door wijlen zijn vader gekocht van Henrick Creusinck en sedert 1437 van de hofstad afgescheiden en apart verlijd, mede tot een onversterflijk erfleen, binnen achterzusterskind niet te versterven, te verheergewaden met een rode sperwer of 10 schellingen., 1576 october 29
124 Philips, koning van Castiliën, etc., doet weten aan president en luiden van de Raad te Utrecht, dat hij, op verzoek van Merten van Sypesteyn, burger te Utrecht, aan wie door de heer van Hierges, stadhouder, bevolen was, allerhande provisie te kopen ten behoeve van het krijgsvolk, waarbij hij genoodzaakt was geweest, meest al zijn goederen te verkopen en zijn crediteuren in betaling te geven en hij voor het gerecht van Utrecht gecondemneerd was cautie te stellen, waarop tot apprehensie van zijn persoon was besloten en hij om brieven van surseantie had gevraagd, deze condemnatie en executie voor de Raad van Utrecht gedaan, voor de tijd van zes maanden heeft geschorst, ingaande op deze datum., 1577 maart 14
125 Notaris Joannis de Wiel te Utrecht instrumenteert, dat Marthen van Sypesteyn, als akte van transport hebbende van jonkheer Willem van Winsen ter ene en Evart Arynsz., als navolger van zijn vader Aryn Harmansz. zaliger ter andere zijde, hebben verklaard opnieuw geaccordeerd te hebben over zekere vicarie gefundeerd ter ere van S. Elisabeth op de twaalf apostelen in S. Jacobskerk te Utrecht, waarvan mr. Willem Arynsz. nu possesseur is, en wel dat Marten van Sypesteyn en Evert Arynsz. en hun nakomelingen bij vaceren van deze vicarie, bij toerbeurten een persoon, daartoe gequalificeerd, zullen voordragen., 1579 november 12
126 Philips, graaf van Ligne, burggraaf van Leiden, bannerheer van Wassenaar, oorkondt, dat mr. Vrederyck Verhorst, hem uit naam van Poulus van Utrecht Jansz. heeft opgedragen ten behoeve van mr. Johan van Oldenbarnevelt, de hofstad van Groeneveld groot 48 morgen, gelegen op 't Wout bij Delft, met ambachtsheerlijkheid en ambachtsgevolg met de visserij, manschappen en lenen, door wijlen mr. Jan van Utrecht in diverse partijen aaneengekregen sedert 1512-1532, dat hij deze partijen heeft verleend tot een onversterflijk erfleen, te verheergewaden met een rode sperwer of een pond goed geld., 1583 februari 25
127 Philips, graaf van Ligne, burggraaf van Leiden, bannerheer van Wassenaar, oorkondt, dat mr. Johan van Oldenbarnevelt, pensionaris van Rotterdam, hem heeft opgedragen ten behoeve van Jan Roo van Utrecht, de hofstad van Groeneveld, groot omtrent 48 morgen gelegen op 't Woudt bij Delft, met ambachtsheerlijkheid en ambachtsgevolg, met de visserij, manschappen en lenen, door wijlen mr. Jan van Utrecht in diverse partijen aaneengekregen sedert 1512 tot 1532, waarop hij voornoemde hofstad met appendentiën verleend heeft aan Jan Roo van Utrecht tot een onversterflijk erfleen, te verheergewaden met een rode sperwer of een pond goed geld, aan wie hij eveneens verleend heeft 4 morgen land op 't Woudt in de Harnasche in de woning van Groeneveld, door wijlen mr. Jan van Utrecht, zijn vader, gekocht van Henrick Croesinck, sedert 1437 van de hofstad afgescheiden en altoos apart verlijd geweest tot een onversterflijk erfleen, binnen achterzusterskind niet te versterven en te verheergewaden met een rode sperwer of tien schellingen., 1582 april 22
128 Notaris Gerardus de Westreenen, instrumenteert dat Godschalcus de Winsen als collator van de vicarie op het altaar van S. Elisabeth in de kerk van S. Jacob te Utrecht, vacant door de dood van Johannis Rijck, deze opdraagt aan Herebertus, zoon van Wilhelmus Hol., september 10

129 Johan van Sypesteyn en Catrina van Nyenrode, dochter van wijlen jonkheer Cornelis van Nyenrode hebben door tussenspreken van Marten van Sypesteyn, vader, en mr. Johan van Schaede, oom van de kant van de bruidegom en Catrina van Neverum, moeder, geassisteerd door mr. Hermanus Modetius dienaar van het Goddelijk Woord en Maillart de Cuypere, schepen van de stad Utrecht, van de kant van de bruid, huwelijksvoorwaarden gemaakt, waarbij o.a. bepaald wordt, dat Marten van Sypesteyn zal geven een rentebrief van 200 gulden 's jaars, duizend gulden gereed geld en even zo veel in rente, te geven binnen het jaar en dat Catharina van Neverum zal geven 200 gulden 's jaars, een jaar kosten en indien zij kwam te hertrouwen, alle goederen, die zij van haar man bezit, waarvoor de jonggehuwden aan haar zullen uitkeren 2400 gulden en een jaarlijkse rente van 150 gulden, waarover Catharina van Neverum vrij bij testament zal kunnen beschikken, uitgezonderd de helft van deze rente van 150 gulden, die aan haar dochter zal vererven, terwijl bij kinderloos overlijden van de gehuwden de ingebrachte goederen zullen gaan naar die zijde, van waar zij gekomen zijn., 1588 april 26
130 C laes Aelbertsz. (Voogt), brouwer, poorter van Haarlem bekent schuldig te zijn aan Frans van Nesse, zijn cousijn, 4000 ponden voor de koop van nieuwe huizen gelegen te Haarlem op de Coude Horn, te betalen op tien eerstvolgende meidagen, mits daarmede zal cesseren een jaarlijkse losrente, vermeld in een bezegelde maanbrief., 1588 december 31
131 Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden oorkonden, dat zij, besloten hebbende in de directie ter zake van de vivres een ontvanger aan te stellen, Marten van Zypesteyn om zijn kennis en bekwaamheid te dier zake sedert vele jaren betoond, na deliberatie met de Raad van State, hebben gecommitteerd tot ontvanger van de vivres met suffisante borgstelling zijnerzijds., 1589 februari 11
132 Schout en gezworenen van Woutharnes oorkonden, dat Aechte Cornelisdochter van Groenevelt, weduwe van Jan Thomasz., met Cornelis Hendricx van Groenevelt haar gekoren voogd, verkocht heeft aan Adriaan Joestenz. wonende in Santambacht en Pieter Diricxz. van Adrichem als voogden van het weeskind van Pieter Jansz, van Groenevelt, ten behoeve van dit weeskind, een vierde part van 8,5 morgen land, gelegen aan de Groeneveltse laan in het voorzegde ambacht, dat dit vierde part niet meer belast is, als met de boterpacht en dat deze koop voldaan is met een rentebrief van 30 Carolus guldens 's jaars., 1590 februari 16
133 Catharina van Nyenrode maakt voor notaris Pieter Willemsz. Vos te 's-Gravenhage haar testament, waarbij zij vorige testamenten d.d. 18 augustus 1584 en 24 mei 1585 herroept; aan haar kinderen hun legitieme portie vermaakt van zowel leen- als allodiale goederen en over de rest van haar goederen beschikt, en wel over die gelegen in de Graaflijkheid Holland ten gunste van haar man Johan van Sypesteyn, en over die, gelegen in het land van Utrecht ten gunste van haar schoonvader Maerten van Sypesteyn en bij vooroverlijden van deze ten gunste van diens tweede zoon Erik van Sypesteyn terwijl zij als voogden over haar kinderen benoemt Catharina van Neverum, haar moeder en Johan van Sypesteyn en als zij geen kinderen nalaat aan haar moeder een lijftocht schenkt uit al haar goederen, uitgezonderd het Hof te Hillegom, terwijl zij haar verdere bloedverwanten, die haar vele processen hebben aangedaan, van deze erfenis uitsluit., 1590 maart 10
134 IJsbrand Jacobsz. (van Os), bijgestaan door Jacob IJsbrantsz., burgemeester van Haarlem, zijn vader, Jan Jacobsz., zijn broeder en Hercules Dircksz., zijn zwager, ter ene, en Aeffgen Willemsdr (Suyderhoeff), bijgestaan door Aechte Pietersdr (den Otter), weduwe van Willem Adriaensz., haar moeder, met Adriaen en Pieter Willemszonen, haar broeders, en Dammas Arys van der Horn, haar zwager, ter andere zijde, maken huwelijksvoorwaarden, waarbij o.a. bepaald wordt, dat partijen tevereden zijn met de goederen, vermeld in een specificatie, dat bij vooroverlijden van een van hen, zonder kinderen na te laten, de langstlevende zijn ingebrachte goederen tot zich zal nemen en de erfgenamen van de vooroverledene diens ingebrachte goederen, dat, indien zij kinderen nalaten, hun goederen zullen gaan van het ene kind op het andere, en indien het laatste zonder kinderen komt te overlijden, diens ontruimde goederen komen zullen elk aan die zijde, vanwaar zij gekomen zijn; dat bij vooroverlijden van IJsbrant Jacobsz. zonder kinderen nagelaten te hebben, Aeffgen uit zijn goederen als een douairie zal ontvangen 600 Carolus guldens eens., 1591 october 4
135 Marthen van Sypesteyn bekent dat hij verkocht heeft uit al zijn roerende en onroerende goederen aan Henrike van Zuylen van Nyvelt, moeder van wijlen zijn huisvrouw, voor 400 Carolus guldens, een jaarlijkse erfelijke losrente van 25 gulden, onder voorwaarde, dat hij deze rente ten allen tijde zal mogen lossen met 400 Carolus guldens bij een opzeggingstermijn van 3 maanden, onder verband van zijn huis, staande op het S. Janskerkhof te Utrecht, december 24

136 Ridderschap, edelen en steden van Holland en West-Friesland oorkonden dat Jan Roo van Utrecht hun heeft opgedragen ten behoeve van Reinier van Oldenbarnevelt de hofstad van Groeneveld met de landen gelegen op 't Woudt bij Delft met ambachtsheerlijkheid en ambachtsgevolg met de visserij, manschappen en lenen, daartoe behorende, te houden van de Graaflijkheid en Hoge Overicheyt van Holland als bezitters van de heerlijkheid, goederen en gerechtigheden van het huis van Wassenaar, met nog 4 morgen land op 't Woudt in de Harnissche in de woning van Groeneveld, door wijlen mr. Jan van Utrecht gekocht van Henrick Croesing en sedert 1437 van de hofstad afgescheiden en steeds apart verlijd tot een onversterflijk erfleen, niet te versterven binnen achterzusterskind, te verheergewaden met een rode sperwer of 10 schellingen, wel verstaande dat Johan van Oudtbarnevelt de administratie daarvan zal hebben, totdat Reinier van Oudtbarnevelt 25 jaar oud zal zijn en dat aan Jan Roo van Utrecht en Anthonia Roelants, zijn huisvrouw en aan de langstlevende van hen, hun gehele leven gereserveerd blijft het genot van het jaarlijkse inkomen van voornoemde goederen, dat Reinier deze goederen bij zijn leven niet zal mogen bezwaren of vervreemden en dat hij na overlijden van laatstgenoemde aan zijn zusters Geertruydt en Maria een jaarlijkse erfrente zal betalen; nog heeft Jan Roo van Utrecht ten behoeve van Reinier van Oudtbarnevelt opgedragen de gehele hofstad van Den Tempel, gelegen bij Berkel, met 12 morgen land met de vrijdom van de grote- en smaltienden van die hofstede en de hoge, lage en middeljurisdictie van dien, waarop zij Reinier van Oudbarnevelt met de voorzegde drie lenen verleend hebben., 1592 augustus 21
137 Marten van Sypesteyn bekent verkocht te hebben uit al zijn goederen aan mr. Johan van Schaede, voor 1600 Carolus gulden een jaarlijkse losrente van 100 gulden., 1593 april 23,
138 Ridderschap, Edelen en Steden van Holland en West-Friesland oorkonden, dat zij op het verzoek vanwege Reinier van Oldenbarnevelt gedaan, hem verleend hebben zes paar broedende en drijvende zwanen met haar jongen te mogen houden omtrent zijn heerlijkheid en hofstad van Den Tempel, gelegen te Berkel en in zijn heerlijkheid en zijn hofstad van Groenevelt, gelegen op 't Wout, in de Zwet en de Groeneveldse en Monsterse wateringen, mitsgaders voor zijn heerlijkheid en hofstad van Rodenrijs in de Schie tussen Delft en Overschie, te verheergewaden met zes zwanen of 15 stuivers voor iedere zwaan, waarvoor Johan van Oldenbarnevelt hulde en eed gedaan heeft, daar voornoemde Reinier nog onmondig is., 1593 mei 18
139 Johan van Sypesteyn en Marten van Sypesteyn, zijn vader als borg en mede-principaal, bekennen verkocht te hebben aan jonkheer Harman van Ravezwaey veertig Carolus gulden 's jaars losrente, te lossen met 1800 Carolus gulden, terwijl zij betaling der rente bevestigen uit vrij eigen goed gelegen in het land en het Sticht Utrecht., 1593 juli 15
140 Oud-schepenen van Lisse oorkonden, dat bij absentie van Jan Reyersz., schout van Lisse, zeker formulier "in manyer van opdracht" is opgemaakt, waarbij jonkheer Franchoys de Viery, houtvester over Holland en ambachtsheer van Lisse, heeft opgedragen aan Jan van Sypesteyn, de eigendom van 6 morgen geestland in het ambacht van Lisse, waarbij hij overgeeft de oude eigendomsbrief van wijlen Dirk Jacop Mathijsz. ten behoeve van Gerrit de Witte, comparants schoonvader d.d. 17 mei 1550 welk formulier is ondertekend 30 maart 1590: dat Jan Reyersz. het schoutambt kort daarna heeft neergelegd en overgegeven aan Cornelis van Immerseel Cornelisz., dat het transport is geschied doch het zegelen achterwege is gebleven, waarop zij, bij gebrek aan een zegel, Cornelis van Immerseel, nu ter tijd schout, verzocht hebben deze brief te willen bezegelen, hetgeen hij gedaan heeft., 1594 mei 3
141 Schout en gezworenen in het ambacht van Woudt-Harnes oorkonden, dat Aeltgen Corstiaensdochter, weduwe van Dirck Govert IJsbrantszoon met haar voogds hand, alsmede Jan Dircksz., zoon van Dirck Govert IJsbrantsz., voor zich en voor Govert Dircksz., Corstiaen Dircksz., Jannetge Dirksdr en Cornelis Dirksz., zijn broeder, verkocht te hebben aan Jacob Corssen, hun buurman, 11 hont land in de Groeneveldse polder, waarvoor zij bekennen betaald te zijn met penningen en een "verseeckerheyt", die Jacob Corssen voor hem gedaan heeft aan Frans Adriaensz. van der Dussen, brouwer in Den Ham., 1595 juni 8
142 Michiel Jansz. van Woerden, notaris te Haarlem, instrumenteert dat Pieter Jacobsz. Olykan, burger te Amsterdam, ten overstaan en met believen van Geerte IJsbrantsdr., weduwe van Jacob Pietersz. Olykan, zijn moeder, en van Lodewijk Cornelisz., poorter en koopman in Amsterdam, haar gekozen voogd ter ene en Maritgen Claesdr ten overstaan en met consent van Claes Aelbertsz. Voocht, brouwer in 't Houfijser te Haarlem en van Volckgen Willem Laeckemansdochter, haar vader en moeder en Anthonis Aelbertsz., haar oom, ter andere zijde, huwelijksvoorwaarden gemaakt hebben onder overlegging van opgave van hun ingebrachte goederen, terwijl o.a. bepaald wordt, dat de langstlevende tot zich nemen zal zijn of haar ingebrachte goederen, dat bij overlijden van Pieter Jacobsz. Olykan, Maritgen Claesz. uit zijn goederen zal ontvangen een douairie van 300 gulden eens tot een vrij eigendom en dat, indien zij beiden komen te overlijden vóór hun ouders, de kinderen uit dit huwelijk delen zullen in de nalatenschap van hun grootouders, gelijk hun ouders gedaan zouden hebben., 1595 september 1
143 Op het verzoek van Johan van Sypesteyn als man en voogd van jonkvrouwe Catharina van Nieuwenroede, dat hij van de Graaflijkheid te leen houdt zeker duin in de ban van Hillegom van de Lisser- tot de Hillegommerbeek, waarin stukken wel tot wei- en teelland zouden kunnen worden toebereid, doch niet zonder grote kosten van omheining en het vangen en uitroeien van konijnen, dat hij wel van mening zou zijn het land te beheinen, de konijnen te vangen en de landen met rogge, gerst of anderszins te bezaaien, indien men hem, in regard van zijn grote onkosten, zou willen gunnen de tienden van deze landen voor de tijd van twaalf jaren en daarvan akte verlenen, zo hebben die van de Reekeninge van Holland geconsenteerd dat voornoemde Van Sypesteyn van hetgeen in het jaar 1599 in de door hem toebereide duinen en landen zal worden gezaaid, niet gehouden zal zijn aan de Graaflijkheid tienden te betalen en dat hij in de navolgende zeven jaren de Graaflijkheid de ene helft van de tienden zal genieten en hij de andere helft terwijl die daarna in het geheel aan de Graaflijkheid zullen komen., 1598 mei 29,
144 Burgemeesters, schepenen en raden van Delft oorkonden, dat zij verkocht hebben aan Pauwels van Berensteyn een lijfrente van 25 ponden 's jaars ten lijve van Cecilia van Beresteyn oud omtrent 9 jaren, daar de moeder Volckgen Claesdr. was, 1598 october 26
145 Burgemeesters, schepenen en raden van de stad Delft oorkonden, dat zij verkocht hebben aan Maria Duyst een lijfrente groot 30 ponden 's jaars, ten lijve van Arnoult van Beresteyn, oud omtrent drie jaren, wiens moeder was Volckgen Claesdr., 1598 december 4
146 Die van de Reekeninge van Holland zijn na schriftelijk advies van de rentmeester-generaal van Noord-Holland overeengekomen met Johan van Sypesteyn, dat hij in erfpacht zal hebben tegen 46 schellingen Vlaams 's jaars een streek land, lang 18, breed 2 roeden, waar de singel van het huis genaamd Het Hof te Hillegom op gelegen is, en gereserveerd aan de Graaflijkheid bij de uitgifte van land, aan de Noordoostzijde daarvan gelegen, aan de erfgenamen van jonkheer Jan Monicx., 1599 mei 26
4. Stambomen
5. Beeldmateriaal
6. Index op persoonsnamen
7. Index op plaatsnamen
8. Concordans
laatste wijziging 14-02-2023
5.321 beschreven archiefstukken
192 gedigitaliseerd
totaal 12.134 bestanden
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1437-1937
Omvang in meters:
14,25
Periode documenten:
1437-1937
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk binnen 30 minuten
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-1676. Inv.nrs. 177, 183-184, 188-191, 211-213, 224, 340, 375, 444, 787, 793, 960, 962-963, 966-979, 982-985, 989, 991, 999-1000, 1002, 1174, 1199, 1203-1204, 1206, 1210-1211, 1216-1220, 1222-1223, 1291, 1485, 1489-1490, 1492-1493, 1496-1499,1510, 1526, 1575-1577, 1579, 1582, 1584-1586, 1620 aanvragen op het nummer waarnaar in het N.B. verwezen wordt. Regestenlijst, genealogieën, index op persoonsnamen en index op plaatsnamen in de inventaris. Inv.nr. 733a is kwetsbaar en alleen onder toezicht te raadplegen. Inv.nrs. 281, 864-865, 1262, 1431, 1590 en 1643 ontbreken. In de Atlas van het Noord-Hollands Archief zijn geplaatst: uit inv.nr. 292 (potloodtekening familieportret Jacques Martini (1580-1650) naar Mijtens, 1647 [19e eeuw], inv.nr. 801, inv.nr. 1481, inv.nr. 1537.
Licentie metadata:
Creative Commons Zero (CC0) - Public Domain Dedication
Gemeente:
Haarlem
Categorie:
laatste wijziging 14-02-2023
5.321 beschreven archiefstukken
192 gedigitaliseerd
totaal 12.134 bestanden