Menu

Uw zoekacties: R.-K. Bisdom Haarlem

275 R.-K. Bisdom Haarlem

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inleiding
1. Het bisdom van Haarlem 1559-1587
2. Het bisdom van Haarlem, sede vacante 1587-1853
3. Bewaring en ordening der archieven
275 R.-K. Bisdom Haarlem
Inleiding
3.
Bewaring en ordening der archieven
De archieven door bovengenoemde besturen gevormd, zijn niet ongeschonden bewaard gebleven. Sommige betreffen alleen het vroegere bisdom van Haarlem, andere strekken zich over meerdere gebieden uit. Ze worden hier in chronologische volgorde vermeld. Van de archieven der eerste bisschoppen zijn slechts povere resten overgebleven. Toen in 1578 bij de Haarlemse Noon, Govert van Mierlo, de stad ontvluchtte, had hij vóór zijn vertrek nog gelegenheid gevonden, verschillende kostbaarheden en archiefstukken aan de hoede van trouwgebleven Haarlemse burgers toe te vertrouwen. Ook de kanunniken, die te Haarlem achterbleven, zullen wel in staat zijn geweest, verscheidene archivalia in veiligheid te brengen. Noemen we slechts het register van vicarieën en beneficiën der S. Bavokerk, waarin Proost Zaffius op de eerste bladzijde neerschreef:' Zaffii cura et industria supersum'. Toch is er zeer veel verloren gegaan. Een der kanunniken Florentius van de Haer, die tegelijk met de bisschop de stad verliet en naar Rijsel uitweek, voerde een groot gedeelte van het bisdomsarchief met zich mede. Het werd nooit teruggevonden. Wel werd in 1635 aan kanunnik Ban opgedragen bij Van de Haer een onderzoek in te stellen, doch zijn pogingen faalden; juist een jaar te voren was Van de Haer overleden. Het weinige, dat we thans nog bezitten, danken we aan de zorgen van het oud-kapittel.
In de acta treffen we o.a. deze mededeling aan: 'item 18 maii anno 1581 domini statuerunt, ut hinc deferantur utraque archiva, propter pericula imminentia'. Waarschijnlijk moeten onder beide archieven, zowel het bisschoppelijk- als het kapittelarchief worden verstaan. Vanwaar en waarheen deze archieven in veiligheid zijn gebracht, is niet met zekerheid bekend. Het kapittelarchief heeft zich steeds in de volle belangstelling der kanunniken mogen verheugen. In 1630 wordt als bewaarplaats aangewezen: 'cubiculum certum et secretum', een veilig en geheim vertrek in 'den Hoeck' te Haarlem. De eerste, die zich met de ordening heeft bezig gehouden is Joannes Brugge, sinds 15 oktober 1630, secretaris van het kapittel. Van hem deelt Van Heussen mede: 'archivum Harlemense ordinavit'. Over de wijze van ordening tasten we echter in het duister. Van zijn opvolger Joannes Ban is de eerste inventaris afkomstig, welke 24 mei 1641 werd opgemaakt. Het is een lijst van slechts 13 nummers, maar toch van belang, om bij de nieuwe inventarisatie, zoveel mogelijk de oude orde te herstellen. Bugge en Ban, de eerste archivarissen, hebben door hun vele werkzaamheden, zich voor het kapittelarchief onsterfelijke verdiensten verworven. Vanaf 1641 zijn de archieven aan het zwerven geraakt. Meerdere malen zijn ze geheel of gedeeltelijk verhuisd naar de pastorieën, waar deken of secretaris hun verblijf hielden.En zo zijn er vele stukken verloren gegaan of zoek geraakt. Bij het herstel der Hiërarchie heeft het kapittel zijn archief aan de bisschop overgedragen.
Daar deze voorlopig op het seminarie te Warmond zijn verblijf hield, is het kapittelarchief gedurende enige jaren aldaar bewaard. Later is het onder mgr. Wilmer naar Haarlem overgebracht. Het heeft echter nog jaren geduurd voor alles verzameld was. Zo werden b.v. in 1911 te Amsterdam bij een verbouwing van de pastorie der St. Catharinakerk, vele stukken op zolder teruggevonden. Zij waren door pastoor Van de Lugt ,de laatste deken van het kapittel, daar opgeborgen en vergeten. Thans berusten deze kostbare bescheiden in het archief van het bisdom. Een ander zeer belangrijk archief, is dat van het priesterconvict 'Pulcheria'. Ook hier ontbreekt veel. De toeleg van president Melis, het college in handen der refractairen te spelen, mislukte weliswaar, maar in een brief van pastoor Stafford d.d. 20 december 1784, aan de toenmalige president van Leempoel lezen we 'Wat deze (Melis) meer verduisterd heeft, kan niet nagegaan worden, dewijl hij omtrent Paschen 1729 uit Loven vluchtende, genoegzaam alle boeken en papieren of vooruitgezonden of medegenomen heeft'.
Een tweede bewijs, dat vele stukken voor ons zijn verloren gegaan, ontleen ik aan een correspondentie, berustend in het nieuw-archief van het bisdom. In juli 1917, bood een antiquair wonende in de Jansstraat te Haarlem, een verzameling documenten te koop aan, waaronder verscheidene stukken betreffende Pulcheria. Daar de toenmalige archivaris niet terstond tot een beslissing kon komen, werd enige dagen daarna, 26 juli, de gehele collectie door het Rijk aangekocht. Een request, vijf dagen later, bij de minister van Binnelandse Zaken ingediend, deze collectie te mogen overnemen, bleef zonder resultaat, daar het Rijk deze verzameling inmiddels, aan de Oud-Katholieke Kerk had overgedaan, 'op grond, dat ze van haar afkomstig was'. Van de archieven der Apostolische Vicarissen bezit het bisdom van Haarlem, naast enige losse stukken, alleen dat van Joannes van Bijlevelt. De overige berusten bij het Metropolitaan kapittel van Utrecht van de Rooms-Katholieke Kerk der oud-bisschoppelijke Clerezie, van welke archieven, de archivaris J. Bruggeman, een uitgebreide inventaris heeft samengesteld. Redelijkerwijze zal men zich afvragen, hoe het archief van Bijleveld bij het bisdom van Haarlem is terecht gekomen.
' Waarschijnlijk', schrijft mgr. Vregt, 'is na de dood van vicaris Van Bijleveld, zijn archief door secretaris Hansen aan C.P. Hoynck van Papendrecht, de grote vriend en raadsman van de vicaris ter hand gesteld en heeft deze het met zijn eigen archief aan zijn neef de aartspriester J. v.d. Steen gegeven, waardoor het in het archief van het kapittel zal gekomen zijn.' De archieven der vice-superiores bevonden zich tot 1939 in de nuntiatuur te Brussel en in de internuntiatuur te Den Haag. Bij het begin van de tweede wereldoorlog heeft men deze archieven naar Vaticaanstad overgebracht. Een zeer klein gedeelte berust bij het bisdom van Haarlem. Het is door de zorgen van mgr. Van Vree bijeengekomen. Waarschijnlijk zijn vele van deze stukken afkomstig uit de nalatenschap van Cornelis van Kints, die van 23 januari 1842 - 19 februari 1844, secretaris van mgr. Ferrieri was. Het meest uitgebreide archief is dat van de aartspriesters van Holland, Zeeland en West-Friesland, eveneens door de zorgen van mgr. Van Vree bijeengebracht. Ook dit archief is niet volledig.
Uit een brief van oud-aartspriester Van Banning tot aartspriester Gerving gericht, d.d. 9 mei 1834 blijkt o.a. dat deze op het voorbeeld van Cramer vele brieven heeft verbrand. Tussen de jaren 1860 en 1870 heeft kanunnik-secretaris J.F. Vregt, geholpen door zijn collega J.J. Graaf een voorlopige en bekopte inventaris samengesteld, welke later door mgr. Graaf aanzienlijk is verbeterd en uitgebreid. In de laatste 25 jaren zijn de archieven dikwijls geraadpleegd en door verschillende oorzaken dooreen geraakt, zodat een nieuwe ordening niet alleen zeer gewenst, maar noodzakelijk bleek. Oorspronkelijk lag het in de bedoeling dit te doen volgens de inventaris van mgr. Graaf, maar bij nadere beschouwing werd het duidelijk, dat deze inventaris, hoe waardevol ook, toch niet ongewijzigd kon worden gehandhaafd. Wat het kapittel-archief betreft, heb ik getracht de oude orde van 1641, zoveel mogelijk te herstellen.
Het latere gedeelte en de overige archieven zijn wat hoofdlijnen aangaat, geordend naar de voorschriften, die de handleiding tot het ordenen en beschrijven van archieven daarvoor geeft. In sommige gevallen is om praktische redenen daarvan afgeweken. Zo zijn aan de administratie der vicarieën van de St.-Bavokerk, welke na het verlies van 1581, toch nog door het kapittel werd gevoerd, de stukken, die zijn ondergedoken, toegevoegd. Deze fictie in het voortbestaan der beneficiën hield men tot diep in de 17e eeuw staande. Dit geschiedde krachtens instructie van de H. Stoel, opdat, zodra de krijgskans keerde en Spanje het oude grondgebied weer terug kreeg, de wettige beneficianten er waren, om onmiddellijk de herlevende functies waar te nemen. Vandaar, dat ik al deze stukken als bijeen behorend beschouw. Daar de stukken van het archief der apostolische vicarissen te weinig in aantal en te heterogeen zijn, om een ambtelijk archief te kunnen vormen, zijn deze als personalia gerangschikt. De bescheiden uit de archieven der landdekens afkomstig en het weinige, dat van mgr. Van Curium bewaard bleef, zijn als gedeponeerde archieven in deze inventaris ondergebracht.
Toen de bisschop van Haarlem het Rijksarchief in Noord-Holland (thans Noord-Hollands Archief) aanwees als bewaarplaats voor de door het bisdom gevormde archieven, werden niet alle archieven overgedragen. De door Verhoofstad beschreven archieven van de Vice-Superiores (Nuntii en Internuntii), alsmede dat van Mgr. C.L. baron van Wyckerslooth, bisschop van Curium i.p.i., werden overgedragen aan het Rijksarchief in Utrecht (thans Het Utrechts Archief). Deze archieven zijn aldaar te raadplegen. De eveneens door Verhoofstad beschreven archieven van de Aartspriester van Holland, Zeeland en West-Friesland en de Landdekenaten werden opnieuw geïnventariseerd. Deze archieven zijn wel bij het Noord-Hollands Archief te raadplegen, maar in een afzonderlijke toegang.
4. Literatuur
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1559-1853
Omvang in meters:
5,00
Periode documenten:
1559-1853
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-491. Inv.nrs. 55, 93 ontbreken. Uit de jaren 1571-1585 bevinden zich enkele stukken in het archief van het Oud-Katholiek Bisdom Haarlem, 1561-1967, inv.nrs 28, 44, 79-80 en 112. Naamregister van de dienstdoende priesters in het Bisdom Haarlem, ca. 1800-ca. 1915, is alleen op microfiches te raadplegen. Index op dit naamregister in band 306.