De inventaris van Dresch, die in 1929 was verschenen, was niet digitaal beschikbaar. Er is voor gekozen om gelijk met de digitalisering de inventaris een facelift te geven. Deze bestaat uit het aanpassen van de oude spelling en het aanpassen van enkele wat verouderde termen. Tevens werd de voor het gebruik zeer storende indeling in vier tijdperken ongedaan gemaakt. Hierbij werd de oorspronkelijke nummering gehandhaafd. Alleen indien er twijfel bestond over de beschrijving, zijn de stukken zelf bekeken. Ook verder zijn er enkele aanpassingen in het archiefschema gedaan. Een aantal gedeponeerde archieven zijn duidelijker onderscheiden en achteraan geplaatst, het gaat om de archieven van het Sint-Jorisgilde/krijgsraad schutterij, het gasthuis, de commissie van oppertoezicht over de algemene armen en het archief van de commandant van de subdivisie van de keizerlijke gendarmerie (gendarmerie impériale). Er is voor gekozen het oudrechterlijk archief niet in deze toegang te incorporeren, de stukken over rechtspraak hebben hun afzonderlijke toegang behouden. Dit geldt ook voor de akten van voor schepenen gesloten huwelijken, die onderdeel zijn blijven vormen van de collectie Doop-, Trouw- en Begraafboeken en de registers van ontvangst van het Middel op Begraven en het Middel op Trouwen, die eveneens via de toegang op de collectie DTB te vinden zijn. Al deze stukken zijn ook in de inventaris Dresch niet beschreven. De stukken van de secretaris als ontvanger van de collaterale successie en van de ontvanger van de successiebelasting, die wel in de inventaris Dresch beschreven zijn, zijn hier niet meer opgenomen. Voor de geschiedenis van Beverwijk na 1730 zijn ook de archivalia van de ambachtsheren van belang, deze berusten eveneens bij het Noord-Hollands Archief.

Tenslotte zijn er zoveel nieuwe inzichten over de geschiedenis van Beverwijk, dat de inleiding op basis van de recentere literatuur geheel is herschreven.

Het gehele archief is ook op microfiche te raadplegen.