Menu

Uw zoekacties: Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam te Amsterdam

453 Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam te Amsterdam

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland
2. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam
453 Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam te Amsterdam
Inleiding
2.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam
Een decreet van 18 oktober 1810 regelde naar Frans model de bestuursorganisatie van de departementen waar de Nederlanden deel van uitmaakten. Dit decreet is het feitelijk begin van de geschiedenis van de Amsterdamse Kamer. Artikel 36 hierin bepaalt dat de Kamers van Koophandel zullen worden opgericht in de steden Amsterdam, Rotterdam en Emden. Het zou een advieslichaam voor de regering worden. De oprichting voor Amsterdam was op 1 mei 1811, met 15 leden en graaf Visscher de Celles als eerste president. De zetel van de Kamer werd het Oudemannenhuis. Ieder jaar, op 1 mei, traden 5 van de 15 leden, in het begin door het lot aangewezen, af; zij werden dan weer door gewone verkiezing vervangen of herbenoemd. De staatsoverheid was de richting gevende macht. De Kamer was regeringsadviseur voor handels- en industriebelangen. Na de omwenteling wordt dit instituut in 1813 door Nederlandse Landsbestuur overgenomen. In 1815 stelt Koning Willem I hiernaast ook een Raad van Koophandel en Koloniën in, een nieuw lichaam, gedeeltelijk boven de Kamer staand. Op 8 oktober wordt een Koninklijk Besluit van kracht tot algehele reorganisatie van alle Kamers, in het bijzonder die van Amsterdam en Rotterdam. Vanaf 1 mei 1816 gaan alle Kamers 'Kamer van Koophandel en Fabrijken' heten. De particularistisch getinte Kamer moest zich de centraliserende politiek van de regering laten welgevallen. Hun toezichthoudende taak (op openbare werken ten diensten van de handel en op de uitvoering van de decreten betreffende contrabande) was weggevallen. Van 1818 tot 1820 is haar zetel gevestigd in pand 573 aan de Herengracht, daarna in het stadhuis (tot 1910).
In de jaren veertig komt er voor de Kamer een verschuiving van de taak van advies naar vertegenwoordiging. In 1844 gaat het ledental van 15 naar 18. Tijdens de periode Thorbecke wint ook de gedachte veld dat haar leden niet alleen uit maar ook door handel en nijverheid gekozen zouden dienen te worden. Daartoe wordt, onder het liberale bewind, het kiesrecht van de Kamers van Koophandel gewijzigd. Op 9 november 1851 wordt een nieuw Koninklijk Besluit van kracht. De leden worden nu niet meer door de koning, maar nu door kiesgerechtigde handelaren en fabrikanten ter plaatse gekozen. Er worden nu 18 personen tot lid gekozen. Op 1 juni 1852 wordt de nieuwe Kamer geïnstalleerd. De positie van de Kamer valt nu uitdrukkelijk onder de gemeenteraad, waarvan zij ook financieel afhankelijk wordt. Vanaf 20 februari 1873 zijn haar vergaderingen openbaar (voorafgegaan door geheime zittingen...).Vanaf 1890 gaat zij over tot het benoemen van vaste commissies voor speciale kwesties. De gemeenteraad keurt dit goed. Rond de eeuwwisseling gaan haar delegaties steeds meer reizen, naar congressen en jubileumplechtigheden, in Nederland, Europa, of daarbuiten. In 1902 wordt haar ledental weer uitgebreid door de sterk groeiende handel, scheepvaart en nijverheid van Amsterdam. Men wil de Kamers weer aan de voogdij van de gemeentebesturen onttrekken en onder het staatsgezag plaatsen, aldus, zouden zij het Nederlandse bedrijfsleven beter kunnen vertegenwoordigen. Acties voor reorganisatie van de Kamers, in 1906, monden uit in een regeringsvoorstel. Pas in 1922 vindt dit zijn beslag. In 1910 verhuist de Kamer naar de nieuwe Koopmansbeurs (Beurs van Berlage).
In 1916 bepaalt een K.B. (S.490) dat tevens tot de taak van de Kamers het geven van bijstand aan handelaren en fabrikanten gaat behoren. Onder leiding van de voorzitter en secretaris van de Amsterdamse Kamer gaat in 1896 een commissie aan het werk die een ontwerp voor een reorganisatie gaat maken. Pas in 1917 wordt er een Commissie tot reorganisatie ingesteld die een wetsontwerp tot instelling van een Handelsregister indient, te beheren door de Kamer van Koophandel. De Kamer zal zo rechtspersoonlijkheid verkrijgen en eigen inkomsten. Met name de Amsterdamse Kamer stuurt hier in een nota bij de regering op aan. In 1918 komt er een Commissie tot voorbereiding van een wettelijke regeling van de Kamers van Koophandel. Op 15 maart 1921 treedt de Handelsregisterwet 1918 in werking. Zo ook de Wet op de Kamers van Koophandel 1920. Op 1 april 1922 maken de Kamers van Koophandel plaats voor instellingen op een nieuwe basis. Elke Kamer stelt nu een commissie samen die de inrichting van het Handelsregister voor haar ressort gestalte zal geven. Amsterdam gaat naast de hoofdstad zelf, de gemeenten Broek in Waterland, Buiksloot, Diemen, Landsmeer, Nieuwendam, Nieuwer-Amstel, Ouder-Amstel, Ransdorp, Sloten, Uithoorn en Watergraafsmeer omvatten. Het aantal leden wordt bepaald op 38, 21 voor de Afdeling Grootbedrijf en 17 voor de Afdeling Kleinbedrijf. De Kamer kan zich nu op bijna elk gebied van het bedrijfsleven met gezag bewegen. De archieven van de oude Kamers worden overgedragen aan de nieuwe. Haar voorgangster had een zuiver adviserende taak gehad. Dit geldt ook nog voor de nieuwe Kamer (nu ook met advisering ten aanzien van de middenstand), maar nu met het beheer van het Handelsregister erbij. De dienstverlening aan bedrijfsleven en publiek krijgt zij dus als taak erbij. Ze geeft certificaten van oorsprong af en andere verklaringen ten dienste van het handelsverkeer.
Als openbaar orgaan wordt de Kamer nu ook ingeschakeld in de uitvoering van overheidsmaatregelen. Bij wet van 5 mei 1922 (S.247) art. 62 van het Wetboek van Koophandel worden de Kamers als lichaam van advies ook ingeschakeld bij de beëdiging van makelaars. Het Handelsregister blijft een voornaam onderdeel van de Kamer. Door het bestaan van dit register komt ze in directe aanraking met ondernemingen in haar ressort. Zo beschikt zij over een overzicht van zaken en personen die het bedrijfsleven vormen. De contributie aan het Handelsregister is tevens een bron van inkomsten voor de Kamer. Als kantoor voor het Handelsregister huurt zij de oostelijke vergaderzaal van de Koopmansbeurs (Beurs van Berlage). In 1923 richt de Kamer, na bezoeken aan enkele buitenlandse Kamers, een handelsvoorlichtingsdienst op om inlichtingen te kunnen verstrekken aan belanghebbenden uit het bedrijfsleven over de handel in binnen- en buitenland. Door haar nieuwe taken groeit de Kamer van Amsterdam uit tot een omvangrijke dienst. De Kamer heeft ook bemoeienis met arbitrage. Ze fungeert niet als arbiter maar wijst ze aan of verleent medewerking aan partijen om een geschil uit de weg te ruimen. In 1931 aanvaardde zij een arbitragereglement. Verder te noemen: het benoemen of aanbevelen van deskundigen, het beëdigen van meters en wegers, het in depot nemen van stukken, het beschikbaar stellen van lokaliteiten voor het houden van zitdagen, het verlenen van subsidies, het publiceren van geschriften en het oprichten van verenigingen onder haar auspiciën. .De dochterinstellingen van de Kamer zijn het Koningin Wilhelminafonds (1923) voor handel, scheepvaart en industrie en de Amsterdamse Vereniging tot IJsbestrijding (1929) voor het openhouden van voor de handel belangrijke vaarwegen.
In de jaren dertig, als gevolg van de economische malaise, krijgt de Kamer meer uitvoerende taken door de regering toegewezen. In 1921 wordt de Vereeniging van Secretarissen der Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland opgericht om zoveel mogelijk uniforme behandeling van identieke zaken te bewerkstelligen. In 1924 wordt de Vereeniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland opgericht, waarvan geleidelijk alle Kamers in het land lid worden. In 1936 viert de Kamer haar 125-jarig bestaan. Tijdens de oorlog krijgt de Kamer een door de bezetter aangewezen voorzitter opgedrongen. Haar tot de bezetter aangenomen houding omschrijft dr Joh. de Vries in zijn gedenkboek (1811-1961 Met Amsterdam als brandpunt-150 jaar Kamer van Koophandel en Fabrieken) als 'koel en vol wederzijdse achterdocht'. De Amsterdamse Kamer vooral kreeg veel inmenging te verduren. Op 1 april 1942 werd de Kamer ontbonden, naast alle overige. Er kwam één Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noord- Holland met de zetel in Amsterdam, nu met een Raad van Bijstand. De adviserende taak valt tijdens de bezetting grotendeels weg. Veel onderwerpen vielen voor de bezetter onder de noemer 'politiek'; deze mochten niet behandeld worden. Zo viel veel werk voor de Kamers weg. De uitvoerende taken veranderden. Na 1945 gaan ook internationale zaken om aandacht vragen. Mr. Chr.P. van Eeghen wordt de nieuwe voorzitter. Hij gaat leiding geven aan de overgang van de Kamer voor Noord-Holland naar de Kamer voor Amsterdam. De Kamer en haar secretariaat werden gezuiverd en de leiding hersteld. Zij stelt een Plaatselijke Raad van Bijstand in. De commissies, vijf in getal in 1944, worden in gewijzigde samenstelling opnieuw ingesteld en er komen nieuwe bij. Maar de overheidsbemoeiing blijft nog in de periode 1945-1950.
De Wet op de Kamers van Koophandel 1950 maakt het mogelijk om werknemersorganisaties in de Kamer te benoemen. In 1951 werden alle Kamers gereorganiseerd. De Provinciale Kamer hield op te bestaan. Weinig veranderde aan taken en bevoegdheden. Het district van de Kamer bleef hetzelfde. Het vooroorlogse ledental van 38 werd nu door uitbreiding van werkzaamheden, 48. De dochterinstellingen, het K.W.F. uit 1923 en de A.V. IJ., verdwijnen. Nieuw is de taak in het kader van de Woonruimtewet 1947, inzake het afgeven van verklaringen voor lokalen benodigd als bedrijfsruimte. Door de opkomst van organen zoals de SER, de product-, hoofd- en bedrijfschappen en de privaatrechtelijke bedrijfsorganisaties van het bedrijfsleven is de taakverdeling op het gebied van advisering veranderd.
Het zwaartepunt van de activiteiten van de Kamer komt meer te liggen bij internationale vraagstukken. Sinds 1949 maakt ze deel uit van de Unie van Kamers van Koophandel in het Rijngebied. Vanaf het begin van de jaren zestig worden adviezen van de Amsterdamse Kamer over beleidszaken van nationaal belang zeldzaam. Het zijn de lokale en provinciale overheden die meer gebruik gaan maken van de diensten van de Kamer. Zij is vooral nog spreekbuis van de havens- en handelsbelangen. Ze is de belangenbehartiger van het bedrijfsleven bij gemeenten in het kamerressort en de provincie. Voor 1965 behandelt ze vooral verkeers- en vervoerszaken; na de Wet op de ruimtelijk ordening 1965 heeft ze ook de zorg voor streek- en bestemmingsplannen. Ze wordt intermediair voor het bedrijfsleven inzake de wetgeving op de milieuhygiëne. In 1964 breidt de minister het ledental uit van 48 naar 60. De Kamer wordt belast met diverse andere wettelijke taken zoals de afgifte van certificaten van oorsprong voor goederen die geëxporteerd worden, de uitvoering van vestigingswetten voor ambachtelijke en detailhandelsbedrijven en de horeca Nu wordt de vraag naar publieksruimten in haar kantoor steeds dringender. In 1961, het jaar van het 150-jarig bestaan van de Kamer, zijn er 100 mensen werkzaam. In 1963 wordt de Kamer weer gereorganiseerd. In 1968 verhuisde de Kamer naar het nieuw opgetrokken Confectiecentrum aan het Koningin Wilhelminaplein.
In de 10 jaar na de verhuizing groeien de werkzaamheden op bijna elk gebied. In de jaren zeventig komt er een grotere werknemersvertegenwoordiging in de Kamer. Haar taken liggen nu op het gebied van promotie en public relations, informatie en handelsvoorlichting, statistiek ten behoeve van de beleidsadvisering en bedrijfsbegeleiding. De algemeen secretaris stimuleert de oprichting van een centrale databank, onder auspiciën van de Vereniging van Kamers van Koophandel, voor het verstrekken van gegevens uit het Handelsregister (1972). De 'Stichting Databank' wordt later in de vereniging geïntegreerd. De bedrijfsbegeleiding wordt belangrijker met de vestiging van de stadscoördinator en de acties tegen bestemmingsplannen. Bij de Amsterdamse Kamer worden de secretariaten gevestigd van het internationale E.E.G.-werk van de Nederlandse KvK's, en van de Samenwerkende Kamers in Noord-Holland. Ook het Regionaal Dienstencentrum Kleinbedrijf (RDK) en stadscoördinatoren krijgen er hun plaats. De werkruimte van de Kamer wordt in het Confectiecentrum uitgebreid. In 1979 moeten de Kamers de Verenigingen- en Stichtingenregisters gaan voeren. De Kamer heeft in 1985 173 mensen in dienst.
3. Het archief en de verantwoording van de inventarisatie
4. Aanwijzingen voor de gebruiker
5. Lijst van geraadpleegde bronnen
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1922-1990
Omvang in meters:
64,35
Periode documenten:
(1921) 1922-1990 (1992)
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk na transport
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-1345. Lijsten van voorzitters, 1922-1988, ondervoorzitters, 1922-1942, 1951-1994, secretarissen, 1922-1942, algemeen secretarissen, 1951-1984, vaste commissies, 1922-1994, commissies ad hoc, 1923-1993, overzichten van het werkgebied van de Kamer en van opgedragen wettelijke taken in de inventaris. Voor het archief over de periode (1932) 1991-2013 zie toegangsnummer 436.