Leidraad bij de inventarisatie van het archief was het "Werkboek rechterlijke archieven 1838-1940" onder redactie van R. Huijbrecht. Het archief bestaat grotendeels uit een klein aantal series en de toegangen erop. De oude orde werd niet verstoord. Voor de inventarisatie is gebruik gemaakt van het in het werkboek aanbevolen ordeningsschema.
Het archief is in redelijk goed beheerde staat aangetroffen. Stukken die voor vernietiging in aanmerking kwamen waren reeds verwijderd.
Er is een grote overeenkomst in stukken bij de vonnissen in pachtzaken (inv.nrs. 39-44) en de roldossiers betreffende pachtzaken (inv.nrs. 44-50): de vonnissen werden bewaard op de datum van de uitspraak terwijl de roldossiers geborgen werden op jaar van aanbreng. In beide gevallen werden de bijlagen (=het dossier cq het vonnis) bewaard. Er werden kennelijk enige tijd twee systemen gebruikt. Het eerste systeem was de vonnissen op jaar van uitspraak bewaren met daarachter de stukken waar de uitspraak betrekking op had; in deze serie kunnen daarom roldossiers aangetroffen worden van een ander jaartal. Daarnaast werd een tweede systeem gehanteerd: een waarbij de rolstukken op jaar van aanbreng werden bewaard met daarbij gevoegd de uitspraak. Het is hierbij van belang te weten in welk jaar een zaak werd aangebracht.
In dit archief werd geen archiefstuk ouder dan 1940 aangetroffen er is daarom geen sprake van één oudste archiefstuk. Het jongste archiefstuk is het brievenboek van de griffier (inv. nr. 64) welke is bijgehouden tot en met 1966.
Het archief beslaat ongeveer 2,75 meter. Bij de bewerking heeft geen vernietiging van archiefstukken plaatsgevonden.
Het archief is niet eerder beschreven. Inventarisatie heeft plaats gevonden in het kader van de overdracht aan de rijksarchiefdienst.