Menu

Uw zoekacties: Gevangenissen te Alkmaar

62 Gevangenissen te Alkmaar

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis
2. Situatie Alkmaar
62 Gevangenissen te Alkmaar
Inleiding
2.
Situatie Alkmaar
Vóór 1811 was de verzorging der gevangenen in het Tucht- en Verbeterhuis opgedragen aan de cipier onder oppertoezicht van de regenten van het Aalmoezeniershuis. De cipier moest de kosten dragen van het onderhoud der gevangenen; de kosten van de reparaties en het onderhoud van de gebouwen werden uit de stadskas bestreden. De cipier stuurde vervolgens zijn rekening van de "kost- en kustodiepenningen" naar de hoofdofficieren en baljuwen die deze "criminele rekening" inzonden naar de Rekenkamer. In 1808 kwamen er vele klachten over de slechte behandeling van de gevangenen zodat de burgemeester op 28 december 1808 een aantal personen uit de vroedschap en een stadssecretaris als provisionele regenten over het Tuchthuis benoemde.
Met ingang van 1 mei 1809 besloten burgemeester en wethouders de administratie van het Tucht- en Verbeterhuis voor stadsrekening over te nemen en op te dragen aan een regent onder het oppertoezicht van een Commissie van Superintendentie. Deze commissie heeft op 12 mei 1809 haar functie aanvaard en tot 1 mei 1811 gefunctioneerd. Inmiddels had echter de burgemeester van Alkmaar naar aanleiding van een missive van de onderprefect van het arrondissement Hoorn een Commissie of Raad van Gevangenissen ingesteld op grond van artikel 15 van het "Arrêté sur l'organisation des prisons" onder de titel:"Conseil gratuit et charitable pour les prisons de la ville d'Alkmaar", ofwel "Raad van Liefdadigheid". Sindsdien werd niet meer met de officieren en baljuwen gehandeld over de onkosten der gevangenen maar direct met het gouvernement. Het onderhoud der gevangenen werd opgedragen aan een algemene aannemer die op 20 oktober 1811 zijn functie heeft aanvaard.
De Raad van Liefdadigheid is wel belast gebleven met de voorziening van de medicijnen, de reparaties, de begrafeniskosten en andere zaken waarvoor door de toenmalige Franse regering geen voorzieningen waren getroffen. Deze situatie heeft geduurd tot 1 december 1813 toen de gevangenissen zijn overgegaan op het Nederlandse gouvernement. De rekeningen die maandelijks aan het Franse bestuur dienden te worden opgestuurd zijn nooit betaald.
Op 19 november 1811 kreeg de Raad van Liefdadigheid de autorisatie van de prefect van het departement om de in voorlopige hechtenis opgenomen personen uit het Maison d'Arrêt naar het Tucht- en Verbeterhuis over te brengen,"vermits hetzelve huis in het vervolg ook zal moeten dienen als een Maison d'Arrêt". Enkele jaren later kwam er in 1814 een provisionele instructie voor de Colleges van Regenten over de gevangenissen, waarbij de "Commissiën of Raden van Weldadigheid" werden omgezet in "Collegiën van Regenten". Vastgesteld werd, dat de burgemeester voorzitter van dit college zou zijn. Verder bestond het college uit de officier van de rechtbank en vijf personen met een "menslievende inborst". Alleen de secretaris werd gehonoreerd, de overige bestuursleden niet. Vervolgens werden de regenten in 1817 bij K.B. gemachtigd om het Tuchthuis te vergroten.
In de jaren 1817 tot 1841 veranderde de situatie in Alkmaar niet opzienbarend, behalve dat men de wettelijke veranderingen volgde. Het Huis van Arrest bleek in 1841 over voldoende ruimten te beschikken, zodat het in 1844 mogelijk werd om zonder ingrijpende verbouwingen een aantal ruimten te gaan gebruiken voor een Huis van Bewaring. In 1884 werd er een Cellulaire Gevangenis gebouwd, waarvan het beheer in 1886 *  werd opgedragen aan het College van Regenten van het Huis van Arrest en Bewaring. Het K.B. bepaalde verder, dat het genoemde college het beheer zou voeren onder de naam "College van Regenten over de gevangenissen". Bij Besluit van 24 november 1885 werd deze Cellulaire Gevangenis -een met cellen uitgeruste strafgevangenis- aangewezen als Hulphuis van Arrest en Bewaring voor zolang de nieuwe Strafwet niet in werking was getreden.
Hoewel bestuurlijk verbonden met de bovenbeschreven inrichtingen nam het in 1857 opgerichte Huis van Verbetering en Opvoeding een aparte plaats in. Nadat in 1852 de inspecteur-generaal over de gevangenissen in Nederland bij een bespreking met het College van Regenten voor het eerst het denkbeeld geopperd had om een gesticht op te richten, waar jongens konden worden verzorgd en opgevoed op wie art. 66 van het Wetboek van Strafrecht (de Code Pénal) was toegepast, werd in 1853 een ontwerp aan de minister van Justitie voorgedragen om van de meestal ongebruikt staande lokalen van de voormalige Correctionele Gevangenis in het Huis van Arrest gebruik te gaan maken. In 1855 gaf de minister van Justitie aan het nieuwe gesticht de naam "Huis van Verbetering en Opvoeding". In datzelfde jaar *  werd het toezicht en bestuur over het Verbeterhuis geregeld: het College van Regenten werd met drie leden vermeerderd. Uit dit college werden drie of meer leden door het college benoemd, onder goedkeuring van de minister van Justitie. Dezen vormden als zodanig een Speciale Commissie aan wie het toezicht en bestuur werd opgedragen.
Op 4 juni 1857 betrokken 44 jongens het gesticht. In 1894 werd een nieuw Huis van Bewaring gebouwd, daar het oude nodig was voor de uitbreiding van het Rijksopvoedingsgesticht, dat in 1895 is afgebroken. De belangrijkste veranderingen die hierna plaatsvonden, waren het sluiten in 1922 van het Rijksopvoedingsgesticht en het tijdelijk buiten dienst stellen van de Strafgevangenis in de periode augustus 1928-september 1937.
Bij Ministeriële Beschikking werd in 1953 aan de Strafgevangenis de naam gevangenis "Schutterswei" toegekend en in 1956 aan het Huis van Bewaring de naam gevangenis "Bergerhout".
3. Archief en inventarisatie
4. Geraadpleegde literatuur
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1811-1961
Omvang in meters:
63,00
Periode documenten:
1811-1961
Openbaarheid:
gedeeltelijk openbaar
Opheffing openbaarheidsbeperking:
toestemming directeur
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk na transport
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-456. Inv.nrs. 170-179, 265-270, 272-291, 333-356, 447 ontbreken. De dossiers met vonnissen en arresten betreffende het Huis van Verbetering en Opvoeding, sinds 1886 Rijksopvoedingsgesticht, 1851-1905 (inv.nrs. 426-445) zijn op naam te doorzoeken op www.noord-hollandsarchief.nl/zoeken/personen. De index op inv.nrs. 426-445 is ook in de studiezaal locatie Haarlem, Jansstraat te raadplegen. De inhoud van de dossiers kan sterk wisselen en varieert van een uittreksel uit de Burgerlijke Stand tot uittreksels van de vonnissen waarin de jongens werden veroordeeld tot opname in het Rijksopvoedingsgesticht.