Menu

Ontzamelen en verzamelen

Naast het verzamelen van objecten, verwijderen musea ook van tijd tot tijd objecten uit hun collectie. In het geval van Verwey Museum Haarlem (en rechtsvoorgangers) was een groot deel van deze ‘ontzamelde’ objecten in bruikleen gegeven aan het Noord-Hollands Archief. In de zomer van 2024 is dit omgezet in een schenking. Deze keuze is tweeledig: enerzijds maakt de schenking de documenten veel beter doorzoekbaar voor derden, wat bijdraagt aan de toegankelijkheid van het archiefmateriaal. Anderzijds is het Noord-Hollands Archief, dankzij hun gespecialiseerde klimatologische omstandigheden, beter in staat deze documenten voor de toekomst te bewaren. Leer hier meer over de schenking.

Het gevarieerde aanbod van archiefmateriaal, dat stamt uit de negentiende en twintigste eeuw, toont een fascinerende inkijk in de collectie van de Stichting Verwey Museum Haarlem. In dit artikel tonen we een greep uit deze collectie.

Sultane Dior

Striptekenaar Frans Piët staat bij de meesten bekend als de tekenaar van Sjors en Sjimmie. Eind jaren dertig begon Piët in opdracht van zijn werkgever uitgeverij De Spaarnestad een eigen versie van de Amerikaanse stripheld Perry Winkle te tekenen: Sjors. De avonturen van Sjors, later met Sjimmie, verschenen in het blad De Humorist. Toen de Haarlemse Piët als freelancer in dienst kwam bij De Spaarnestad, volgde hij nog lessen aan de Vrije Academie in Parijs. Mogelijk heeft Piët hier inspiratie opgedaan voor de modetekening die zich in de collectie van Verwey Museum Haarlem bevindt: de ‘Sultane Dior’, een groen juwelen kledingstuk met een lichtblauwe zijden rok en gouden versiering.

Modetekening van Frans Piët, Spaarnestad

Menukaart als tekenpapier

In maart 1950 werd in de kelders van Café Restaurant Brinkmann de sociëteit Teisterbant geopend. Een jaar eerder werd de sociëteit opgericht door Godfried Bomans en een aantal van zijn vrienden. Het doel van Teisterbant was om kunstenaars en kunstliefhebbers samen te brengen en kunst en cultuur in Haarlem te bevorderen. Bij de opening telde Teisterbant 180 leden, waaronder bekende namen als Lodewijk van Deyssel, Mari Andriessen en Harry Mulisch.

Diner van sociëteit Teisterbant in de kelder van Brinkmann, circa 1960, collectie Fotopersbureau De Boer.

Niet iedereen kon zomaar lid worden, blijkt uit de notulen van de vergaderingen van het dagelijks bestuur van Teisterbant. De notulen van het jaar 1955 zijn opgenomen in de collectie. Voorgestelde nieuwe leden moesten eerst onderling besproken worden, zo nodig in de bestuursvergadering. Ook de introductie van echtgenoten van leden vond het dagelijks bestuur te makkelijk gaan. Bij het dagelijks bestuur kwamen ook klachten binnen, bijvoorbeeld over een barman die de rekening van leden aan derden liet zien en over het gedrag van leden zelf. Ook werd er gesproken over mogelijke sprekers en onderwerpen voor sociëteitsavonden, zoals beeldhouder Piet Esser over Rembrandt en filmproducent Joop Landré over filmjournalistiek. Tot slot werden er jaarlijks succesvolle Chaplinavonden georganiseerd, waarin films van Charlie Chaplin werden vertoond.

In de collectie bevindt zich ook een menukaart van Café Restaurant Brinkmann van 14 mei 1957. Een uitgebreide en gevarieerde kaart, voor elk wat wils: schildpad- of kangoeroesoep, nasi goreng met kroepoek. Hongaarse goulash met rijst en appelmoes. Of aardbeien met slagroom. De achterkant van de menukaart is gebruikt als tekenpapier. Met een balpen zijn twee dames en twee heren geschetst. Een van de heren houdt een voordracht en de ander heft een glas wijn. Wie de schets heeft gemaakt, is niet bekend. Vermoedelijk komt het uit de losse pols van een Teisterbant-lid, mogelijk tekenaar Jan Wiegman, Dirc Lindeboom of Frans Lammers.

Menukaart van Café Restaurant Brinkmann, 1957

 

De eerste wijk krijgt vuilnisemmers

In de zomer van 1937 begon de gemeente Haarlem met een proef van een “mechanisch systeem van huisvuil-inzamelen” in het Kleverparkkwartier. Om straatverontreiniging tegen te gaan en de hygiëne in huis te bevorderen, waren er afsluitbare vuilnisemmers van een speciaal model ontwikkeld. Er werden 3300 van deze verzinkte emmers van 35 liter als bruikleen uitgedeeld in de wijken. Bij iedere emmer zat een nummerkaart, welk bewaard moest blijven en bij verhuizing met de emmer achtergelaten moest worden. Per gezin kreeg men één emmer, tot ontsteltenis van een katholieke lezer van de Nieuwe Haarlemsche Courant. Een groot katholiek gezin produceert immers meer huisafval.

Nummerkaart van na de vuilnisemmerproef, uit de collectie Verwey Museum Haarlem. In de bibliotheekcollectie van het Noord-Hollands Archief is ook een nummerkaart van de eerste lichting vuilnisbakken opgenomen.

Twee keer per week werden de emmers geleegd door vier nieuwe, grotere vuilniswagens. De belangrijkste voorwaarde voor het ophalen was dat de deksel van de emmer gesloten moest zijn, zodat de vuilnisman de emmer met gemak met een hendel kon legen in de nieuwe vuilniswagen. Bij de eerste vuilnisophaalbeurt reed de oude vuilniswagen er nog achteraan, “omdat wel vermoed wordt dat in die overgangstijd door sommigen ook nog vuil in de gewone vuilnisbak wordt gestort”. Die oude emmers werden voor het gemak meteen ingenomen. De emmers mochten bovendien pas buitengezet worden na een signaal van de vuilnisman. Verder moesten de emmers schoon blijven (door bijvoorbeeld kranten op de bodem te leggen), niet overvol zijn en aan de rand van de stoep geplaatst worden.

De nieuwe vuilniswagen, Haarlems Dagblad van 21 juni 1937

In de aankondigingsbrief van de gemeentereiniging werd met een voor-en-na foto aangetoond in welke mate de situatie op straat zou opknappen met de nieuwe vuilnisemmers. Dat de nieuwe manier van vuilnisophalen een verbetering zou zijn voor het straatbeeld, waren Haarlemmers het over eens. Maar, schreef winkelier Franken uit de Van Ostadestraat naar de Nieuwe Haarlemsche Courant, hoe werkt het voor de bewoners die buitenshuis werken? Personeel aanstellen om het vuilnis buiten te zetten? De heer Franken vond het al helemaal hufterig van de gemeente dat hij als winkelier moest betalen voor een emmer op zijn woonadres in het Kleverparkkwartier, omdat hij elders zijn winkel hield: winkeliers moesten van de gemeente immers zelf een vuilnisemmer aanschaffen. Volgens Franken de zoveelste onkosten voor de handeldrijvende middenstand. 

Het bleek om een misverstand te gaan, volgens de directeur van de gemeentereiniging kreeg een winkelier die niet bij zijn zaak woonde kosteloos een emmer voor het huisvuil aan zijn woning. De gemeente wilde met de regeling ervoor waken dat zij “karren puin bij den metselaar en krullen bij de timmerman” moesten weghalen.

Auteur: Lise Koning

Dit artikel is ook verschenen als Pareltje in stadsglossy HRLM