Menu

In memoriam: Jos van Kemenade (1937-2020)

Onlangs overleed op 82-jarige leeftijd dr. J.A. (Jos) van Kemenade, onder meer oud-minister van Onderwijs, oud-Commissaris van de Koningin in Noord-Holland en Minister van Staat. Drie maanden voor zijn overlijden interviewde Wim de Wagt hem voor het Noord-Hollands Archief in het kader van een oral history project met oud-bestuurders van Haarlem en Noord-Holland.

Van Kemenade liet zich onder andere uit over de Middenschool, zijn bekendste initiatief, maar ook over de actuele staat van het onderwijs, en met name de noodzaak van nieuwe hervormingen. Hieronder enkele van zijn meest karakteristieke uitspraken over dit onderwerp. In de nieuwe Uitgelicht (voorjaar 2020) zal een uitgebreide versie van het interview verschijnen. De complete filmopname, gemaakt door Jos Fielmich, wordt bewaard in het Noord-Hollands Archief.


Jos van Kemenade. Foto: Jos Fielmich.

‘De standenmaatschappij is in Nederland nog altijd sterk’

Jos van Kemenade (PvdA) was Minister van Onderwijs in het kabinet-Den Uyl (1973-1977) en in het tweede kabinet-Van Agt (1981-1982). Gevormd als onderwijssocioloog en begeesterd door ideeën over emancipatie en gelijke kansen, ontpopte hij zich in Den Haag als een energieke onderwijshervormer, die verschillende fundamentele vernieuwingen in het onderwijs probeerde door te voeren, met wisselend succes.

De publieke opinie associeert hem vooral met de Middenschool, maar dat beeld is te beperkt, vindt hij zelf. ‘Een veel groter wapenfeit van mij is de Wet op de Basisschool, die in 1985 van kracht werd (hierin werd onder andere de samenvoeging van de kleuterschool en lagere school in de basisschool geregeld; wdw). Verder heb ik het onderwijsvoorrangsbeleid mogelijk gemaakt, waardoor scholen met veel kinderen uit lagere sociaaleconomische hoeken meer leerkrachten en faciliteiten kregen. Ik heb de Stichting voor Leerplan Ontwikkeling opgericht. Ik heb de gemiddelde klassengrootte met vijf kinderen verlaagd, wat miljoenen kostte. Maar die Middenschool zal altijd aan me blijven hangen en als ik doodga zal er in de krant staan, dat de man van de Middenschool overleden is.’

‘Een van de belangrijkste doelstellingen van de Middenschool was om het selectiemoment bij de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs later te laten plaatsvinden’, legt hij geduldig uit, thuis op de bank in zijn appartement in Heiloo, zijn onafscheidelijke pijp binnen handbereik. ‘Want van kinderen op elf- of twaalfjarige leeftijd bestaat nog een onvoldoende beeld van hun capaciteiten. Daardoor is bij de schoolkeuze de invloed van het sociaaleconomisch milieu van de ouders dominant, en niet de capaciteiten van de kinderen.’

De Middenschool heeft werkelijk bestaan, als experiment. ‘Er deden een stuk of vijftien scholen aan mee’, vertelt hij. ‘Met een krans van scholen eromheen die meekeken en het experiment begeleidden. Geleidelijk moest aan de hand van de opgedane ervaringen de opzet worden verbeterd. Er zou in de Tweede Kamer een wet gemaakt worden met een nog niet ingevulde invoeringsdatum, zodat de resultaten van onderzoek en ervaring erin verwerkt konden worden. Dat zou een proces van tien jaar zijn. Maar mijn opvolger, Minister van Onderwijs Pais (VVD), zag er geen brood in, integendeel, hij heeft er korte metten mee gemaakt en het experiment is weggevloeid.’

Uitgerekend de laatste tijd krijgt de zogeheten Tienerschool nogal wat aandacht in de media, die raakvlakken heeft met de Middenschool. In dit schooltype kiezen de kinderen pas op hun veertiende welke vorm van voortgezet onderwijs ze gaan volgen. Een interessante ontwikkeling, vindt Van Kemenade. ‘Maar als je dit niet structureel invoert, houdt het geen stand, dan heeft het maar weinig invloed. Over de gehele linie blijven de ouders voor hun kinderen kiezen om voor havo/vwo te gaan. De Tienerschool komt eigenlijk alleen in relatief kleine gemeenten voor, waar een klein pakket van scholen van voortgezet onderwijs samenwerkt. Maar het is een leuk initiatief, de doelstelling is prima. Het zou alleen verder moeten worden uitgewerkt.’

‘Maar wanneer mij weleens gevraagd werd of ik de Middenschool alsnog had willen invoeren als ik weer minister was geworden, antwoordde ik altijd: “Nee, ik denk het niet.” Omdat dat wéér tot heftige polarisatie zou leiden, waar de kansengelijkheid niet mee gediend is. Wat ik nu zou voorstellen, is die twee jaar basisvorming aan het begin van het voortgezet onderwijs overhevelen naar de basisschool, en een basisschool maken tot veertien jaar. Een verlengde basisschool als het ware.’

Maar ook deze variant zou geen kans van slagen hebben in de huidige politieke en maatschappelijke situatie, verwacht hij. ‘Zelfs niet in mijn eigen partij, die ook niet meer behoorlijk nadenkt over sociale ongelijkheid. Maar toch moet het gerealiseerd worden. We lopen in Nederland echt achter op dit punt, hierin zijn we achterlijk. Heel veel landen om ons heen, internationale organisaties, zeggen: “Nederland, stop met die te vroege selectie!” En toch gaan we ermee door.’

‘Hoe dat komt? Doordat de standenmaatschappij in Nederland sterker is gebleken dan in andere landen. Want daar gaat het natuurlijk om. Het gevoel van: Blijf van mijn eigensoortige stand af! Het kan toch niet zo zijn dat kinderen van de advocaat en van de chirurg tot hun vijftiende samen op school zitten met kinderen van de timmerman en de stratenmaker!’

Wat zou volgens hem het effect van de verlengde basisschool op de samenleving kunnen zijn? ‘Talenten die nu zo vroeg moeten kiezen dat ze naar hun aard en capaciteit geen behoorlijke keuze kúnnen maken, gaan dan niet langer verloren, zowel voor het beroepsleven als voor de algemene vorming. Het voordeel van de basisschool is dat men daar veel meer gewend is aan het geven van onderwijs aan heterogene populaties dan in het voortgezet onderwijs, waar relatief homogene populaties zitten. Wanneer je dus de vorming tussen het twaalfde en veertiende jaar verplaatst naar de basisschool, zou langer onderwijs gegeven kunnen worden naar de mogelijkheden van de kinderen. Maar goed, ik ben 82, ik vind dat ze het maar moeten uitzoeken. Ik rook mijn pijp.’

Tekst: Wim de Wagt.