Menu

Vredestichter, verbinder, trooster, probleemoplosser

Op 23 november verschijnt de nieuwste uitgave van ons magazine Uitgelicht. Voorafgaand aan de (online) publicatie lichten we alvast een artikel uit. Wim de Wagt interviewde Jaap Pop, oud-burgemeester van Haarlem voor ons Oral History-project met oud-bestuurders van Haarlem en Noord-Holland. In deze Uitgelicht is een bloemlezing te lezen uit het interview.

Portret van Jaap Pop
Jaap Pop, 2019. Foto: Jos Fielmich. 

Wat er allemaal niet voorbijkwam in de interviews die ik met Jaap Pop hield: van de gemeentepolitiek, de nasleep van de IRT-affaire, de dramatische brand in de Koningkerk, grote bouwprojecten als de Appelaar en de Raaks, tot de veiligheid in de stad en zijn vele ontmoetingen met Haarlemmers. Hieronder een bloemlezing van citaten, als voorproefje van het hele gefilmde interview. 

Over zijn verschillende rollen als burgemeester

‘Een burgemeester is niet dominerend. Maar soms lag er een probleem dat door mij opgelost moest worden. Ik heb er een paar gehad, bij het ontslag van de toenmalige gemeentesecretaris direct na mijn aantreden, bij de politie, de brandweer. Maar in de gemeente zelf heb je een meer algemene rol. Het klimaat moest goed blijven, de sfeer moest goed blijven, men moest blijven samenwerken, Je moest, zoals burgemeester Job Cohen later zei, “de zaak bij mekaar houden” in het stadhuis en daarbuiten. En dat is een rol waarvan je niet kunt zeggen, dat heb ik allemaal gedaan. Maar het heeft wel te maken met hoe je het invult, wat je ervan maakt en hoe je met mensen omgaat.’

‘Je moet de burgervader zijn, maar je moet ook mensen 's nachts hun huis uitzetten als ze huiselijk geweld veroorzaken. Dat laatste is er steeds meer bijgekomen: die hardere dingen, omdat justitie faalt of het niet alleen kan. Dat zien we tegenwoordig aan burgemeesters die bedreigd worden, omdat ze drugspanden gesloten hebben, wat ze dan wordt kwalijk genomen en waarop ze worden afgerekend en waarvoor ze worden bedreigd. Hele nare situaties, maar het heeft te maken met een ontwikkeling in het burgemeesterschap. Zo is er een component in de burgemeesterspositie gekomen, die strijdig is met zijn rol als vredestichter.’

Overhandiging ereburgerschap van Haarlem aan Harry Mulisch, 1995.
Overhandiging ereburgerschap van Haarlem aan Harry Mulisch, 1995.

Over de noodzaak van de gemeentelijke reorganisatie vanaf 1995

‘We zaten echt in een hele lastige situatie in Haarlem. De ontwikkeling van de Appelaar (dat wil zeggen de herontwikkeling van de Enschedé-locatie; wdw), de Raaks, de beroerde financiële situatie van de gemeente. Het grootstedelijk beleid voor Haarlem moest worden opgezet en de cultuurpodia moesten worden vernieuwd. Er was kortom veel organiserend vermogen nodig. En steden als Haarlem waren toch wat ingeslapen. Dat klinkt wat onaardig, maar men was niet uit op vernieuwingen, terwijl dat wel moest. Men had wel bijvoorbeeld de Appelaar aangezwengeld, maar dat project was een grote puzzel geworden, in plaats van een oplossing.’ 

Over het succes van de Raaks (bioscoop, stadskantoor, parkeergarage, winkelcentrum Jopenkerk enz.). De eerste plannen werden ontwikkeld vanaf 1997 en vanaf 2006 onderging het gebied een metamorfose 

‘Als ik daar nu loop en ik zie dan op het plein voor de Jopenkerk 's zomers mensen zitten, dan denk ik: Hallo, een nieuw plein maken in een stad is stedenbouwkundig heel ingewikkeld, maar het is er gewoon, en het functioneert! Mensen gaan er op een terrasje zitten, zetten er hun fiets neer. Er is daar een nieuwe, levendige open ruimte gemaakt. Terwijl bijvoorbeeld het Canadaplein in Alkmaar, waar ik vóór Haarlem burgemeester was, niet echt levendig te krijgen is. Terwijl er een museum en een schouwburg aan liggen. En hier lukte het wel. Dat is een verrijking van de stad en in combinatie met wat er uiteindelijk bij de Appelaar ontstaan is, is de Raaks een geweldige impuls voor de economie en de cultuur van de binnenstad.’

Locoburgemeester Cornelis Mooy hangt bij de installatie van Pop hem de ambtsketen om, 1995.
Locoburgemeester Cornelis Mooy hangt bij de installatie van Pop hem de ambtsketen om, 1995.

Over de samenhang tussen cultuur en economie

‘Waar ik van harte aan meegewerkt heb is om de cultuur te zien als economische factor. Haarlem is op het eerste gezicht een cultuurstad, maar de factor cultuur heeft alles met economie te maken. Dat was niet voor iedereen onmiddellijk duidelijk. Ja, je kunt kijken naar hoeveel toeristen er komen en hoeveel ze besteden. Maar veel belangrijker is de stimulerende factor die uitgaat van de cultuurelementen in de binnenstad. Die moet je gewoon economisch benutten en benadrukken. Ik weet nog goed dat ik een toespraak moest houden in de Waarderpolder, te midden van bedrijven en industrieën, samen met wethouder Martini, die een heel verhaal hield over het belang van de economie. En toen hield ik een verhaal over het belang van de cultuur voor het economisch vestigingsklimaat. Wat er voor de economie uitging van de historische binnenstad, de musea, de podia. Nou ik werd nog net niet uitgefloten. Na afloop vroegen ze aan me: Was dat verhaal hier wel van toepassing. En ik zei: Jazeker!’ 

Over de financiering van de verbouwing van de Janskerk tot Noord-Hollands Archief, in dezelfde tijd dat de cultuurpodia werden vernieuwd (in de aanloop naar 2005) 

‘We hadden vrij veel geld nodig voor de verbouwing. Ik herinner me een gemeenteraadsvergadering waarop de definitieve verdeling aan de orde was van de opbrengsten uit de verkoop van de kabelgelden. Ik had ingebracht, dat er ook voor het NHA een betrekkelijk gering, maar niettemin belangrijk bedrag van een paar miljoen nodig was. Maar dat bleef achter op de agenda staan en het werd diep in de nacht… Lieuwe Zoodsma zat op de tribune. Hij heeft het er later weleens met me over gehad. Hij zei toen: O, ik zat zo in spanning van komt het er nog door of worden we er afgehaald? Maar het lukte toch om het bij de hele reeks te krijgen. Die nacht hadden we een feestelijk slot van de raadsvergadering.’

Tentoonstelling van prentbriefkaarten bij de Archiefdienst voor Kennemerland op 10 maart 1997. V.l.n.r. Lieuwe Zoodsma, Cees Visser (wethouder van cultuur van Velsen), Jaap Pop en Gineke v.d. Ree.
Tentoonstelling van prentbriefkaarten bij de Archiefdienst voor Kennemerland op 10 maart 1997. V.l.n.r. Lieuwe Zoodsma, Cees Visser (wethouder van cultuur van Velsen), Jaap Pop en Gineke v.d. Ree.

Over de soms informele sfeer in het stadsbestuur 

‘Men ging goed met elkaar om, en daar werkten wij als college van B en W aan mee. Na afloop van de jaarlijkse begrotingsvergadering gebruikten we altijd een gezamenlijk diner in de Gravenzaal. Geen deftig diner, gewoon boerenkool, zuurkool of erwtensoep. Dat was een beetje feest, er was muziek bij en op een gegeven moment ging dan iedereen dansen. Er was een keer een raadslid, die nog nooit ergens door was opgevallen, maar die bleek ontzettend goed te kunnen dansen. Ineens zei iedereen: “Moet je nou eens kijken!” Hij was van een kleine partij, een soort ‘tegenpartij’. Ja, hij schitterde echt op de dansvloer in de Gravenzaal.’

Over de veiligheid in de stad en de rol van de burgemeester als hoofd politie

‘Haarlem stond in mijn tijd bovenaan alle lijstjes van veiligste stad. Dat gold ook voor de binnenstad en de veiligheid in de cafés. We hadden alle wijken verdeeld en ik deed de binnenstad. Ik had periodiek overleg met de bewoners, de winkeliers en ook de horeca, op zich een gevoelig onderwerp. Want er was altijd wel wat met geluidsoverlast en gevaar op straat. We besteedden veel zorg aan de veiligheid, er werd goed over doorgedacht. We hebben destijds de portiers van de horecazaken bij de politie laten opleiden. Dat had een geweldig effect. Behalve dat ze een goede opleiding kregen, hadden ze ook het gevoel van: Wij horen erbij. Die politiemensen zijn onze collega's. We moeten niet tegen de politie in gaan, maar mét de politie zorgen dat de stad veiliger wordt.’

‘In Haarlem was het wijkteamconcept ingevoerd. In Schalkwijk bijvoorbeeld zat een politieteam dat daar echt thuis was. Zij werkten met Marokkaanse jongens die moesten voetballen in plaats van met rotjes schieten en zo. Dus gewoon projecten opzetten waar de jeugd aan meedeed. Waar de politie niet als boeman, maar als een soort adviseur werkte. Dat klinkt heel idealistisch, maar het werkte. Ik ben op scholen geweest met de politie, waar ze kwamen uitleggen wat ze deden en dat het pesten weliswaar geen misdaad is maar helemaal niet goed is voor de sfeer en de onderlinge verhoudingen. En als een agent het vertelt, dan komt het net wat anders over dan als de schoolmeester het voor de zoveelste keer uitlegt.’

Over de brand in de Koningkerk (23 maart 2003), waarbij drie Haarlemse brandweermannen om het leven kwamen

‘Ik was in Alkmaar bij vrienden op bezoek en kreeg via de telefoon te horen: “Er is brand, we zijn uitgerukt!” Ik zei: “Oké, moet ik komen? Hoe erg is het?” De tweede telefoon: “Ja het is inderdaad een grote brand.” We zijn snel naar Haarlem teruggereden en ik kwam in de nacht aan op de Kloppersingel, waar de hele kerk intussen in brand stond. Het dak was ingestort en daardoor was de verbinding tussen de dakbalken en een zijgevel losgeraakt. En toen is die zijgevel, het was een vrij hoge kerk, omgevallen, ingestort. Daar stonden net drie brandweermannen te blussen. Dat was dramatisch, want ze kwamen alle drie om: Renz Knipper, Douwe van Kooten en Ben Hannenberg. Ze waren eerst vermist. “Zouden ze onder die muur terechtgekomen zijn? Maar dat kón toch haast niet,” zeiden we eerst nog tegen elkaar.’

Brand in de Koningskerk in Haarlem in 2003
Brand in de Koningkerk, 23 maart 2003.

‘Ondertussen moest er ook nog geblust worden, het werk moest afgemaakt worden. Terwijl we wisten dat er iets vreselijks was gebeurd. Na afloop, diep in de nacht, ben ik naar de kazerne gegaan en heb met de brandweermensen gesproken. Ze zaten in een kamer aan zo'n grote tafel en ik ben er toen maar bij gaan zitten. Je weet dat je niks meer kan doen, behalve laten merken dat je ook aangeslagen bent. En dat was ik behoorlijk. Er was in Haarlem nooit een slachtoffer bij de brandweer geweest. Trouwens, in de meeste korpsen niet. Maar drie tegelijk en dan met iedereen erbij… Het was erg dramatisch. Het ergste wat ik heb meegemaakt in mijn loopbaan.’

Over het contact met de Turkse en Marokkaanse gemeenschap

‘Met de Turken hadden we altijd veel contact. We hadden een Turkse zusterstad, Emirdağ, omdat de meeste Haarlemse Turken oorspronkelijk uit die omgeving komen. Ik zag ooit op de Grote Markt een meneer lopen met een aantal mensen om zich heen, en ik zei: “Wie is dat?” “Oh dat is de burgemeester van Emirdağ.” “Zullen we die dan maar eens even binnenvragen?” zei ik. Zo is er met die stad een verbinding gelegd, we hebben werkbezoeken gedaan, uitwisselingen, Haarlemse scholen hebben zich verbonden met scholen in Emirdağ, noem maar op. De Turkse Haarlemmers hadden daar echt wat aan, omdat ze een gevoel van erkenning kregen, van steun. Zo van: Wij vormen een belangrijk deel van Haarlem.’

‘Er waren ook feestavonden waar ik bij moest zijn. En dan dansen met de Turkse meisjes als onhandige Hollandse man… Bij de Marokkanen herinner ik me, dat toen de binnenstadmoskee (aan de Krocht; wdw) klaar was, ik opperde om de twee Marokkaanse mannen die zich geweldig hadden ingezet voor de bouw voor te dragen voor een koninklijke onderscheiding. Die zijn Ridder van Oranje-Nassau geworden. Ontzettend leuk.’ 

Jaap Pop was burgemeester van Haarlem van 1995 tot 2006. Hij werd in september en december 2019 geïnterviewd door Wim de Wagt in het kader van het Oral History-project met oud-bestuurders van Haarlem en Noord-Holland. De filmopname, gemaakt door Jos Fielmich, is op te vragen op de studiezaal van het NHA.