In de bijbelcollectie uit de bibliotheek van Museum Enschedé wordt sinds 1969 een dertiende-eeuws bijbeltje bewaard, dat met reden een pareltje genoemd mag worden. Vanwege zijn kwetsbaarheid en uniciteit is deze bijbel onlangs gedigitaliseerd, zodat hij fysiek goed bewaard kan blijven onder de juiste omstandigheden en tegelijkertijd de mogelijkheid is geschapen om hem tot in detail te kunnen bewonderen vanuit de huiskamer.
Ooit door een zakbijbeltje gebladerd van dundrukpapier? Dan stond je vast versteld over de grootte ervan, of beter gezegd het kleine formaat, het uiterst dunne papier en de kleine drukletter. En dan te bedenken dat dergelijke zakbijbeltjes ook al in dertiende-eeuws Parijs werden gemaakt, maar dan in het Latijn, geschreven met een kraaienveer, in ijzergallusinkt, op zeer dun perkament. Vaak werden deze middeleeuwse bijbeltjes ook nog eens rijk verlucht met het aanbrengen van randversieringen en initialen in heldere pigmenten en bladgoud. Een manuscript vol kleine kunstwerkjes zou je kunnen zeggen.
De ruime marges om de geschreven tekst zijn typerend voor de Parijse bijbeltjes uit de 13e eeuw.
Parijse zakbijbel
De genoemde kenmerken gelden ook voor het bijbeltje uit de bijbelcollectie van Museum Enschedé. Vanwege het formaat, de typische lay-out en de uniforme benaming van de bijbelboeken, beschouwen we deze als een Parijse zakbijbel, vervaardigd omstreeks 1250. De versiering rond en binnen de tekst had een tweeledig doel. In de eerste plaats diende het als tekstgeleding. Elk bijbelboek begint met een groot versierd initiaal (beginletter).De hoofdstukken, alinea’s en commentaren op de hoofdstukken beginnen met kleinere initialen, versierd met penwerk van rood en blauw. In de tweede plaats werd de versiering ook aangebracht puur vanuit esthetisch oogpunt. Zo’n manuscript was tenslotte een kostbaar goed en verdiende dan ook een mooie uitstraling. Het bijbelboek Genesis begint met een speciaal initiaal, ter markering van het begin van de bijbel. De initiaal ‘I’ van ‘In principio’ (In het begin) beslaat de hele lengte van het blad, waarin God op twee manieren wordt voorgesteld: als de schepper van hemel en aarde en als Jezus die de kruisdood sterft in het bijzijn van zijn moeder Maria en discipel Johannes.
De gedecoreerde initialen van de Occo Bijbel zijn op een uiterst verfijnde manier verlucht met stukjes bladgoud erin verwerkt.
Rijke koopman
Een ander interessant aspect zijn de verscheidene bezitterskenmerken die op de schutbladen voorin de bijbel staan geschreven. We kunnen zodoende een heel eind reconstrueren wie, waar en wanneer het bijbeltje in bezit heeft gehad. Een van die bezitters was de rijke Amsterdamse koopman van Friese afkomst, Pompeius Occo*. Hij verkreeg het bijbeltje in 1517 en wel op een bijzondere wijze. Occo was niet alleen een rijk koopman en liefhebber van kunst, maar ook bankier van koning Christiaan II van Denemarken en zijn voormalige raadsheer Erik Valkendorf, aartsbisschop van het huidige Trondheim in Noorwegen. Wanneer de aartsbisschop in 1517 te gast is bij Occo in Amsterdam, geeft hij hem als geschenk het dertiende–eeuwse bijbeltje. Wat de directe aanleiding is geweest voor dit geschenk is niet te achterhalen, maar ze moeten in ieder geval een zeer goede band hebben gehad, anders had Valkendorf hem nooit zo’n kostbaar manuscript gegeven.
De roodleren boekband met goudstempeling dateert uit de 18e eeuw, alleen de zilveren knopjes zijn afkomstig van een oudere band.
Ongenade
In het boek Onder Amsterdamsche humanisten uit 1934, schreef J.F.M. Sterck dat Valkendorf in 1521 wederom te gast was bij Occo. Maar ook koning Christiaan bleek op dat moment in Amsterdam te zijn. Het was geen fijn weerzien toen ze elkaar troffen, want Valkendorf was in de tussentijd in ongenade gevallen bij de koning omdat hij de relatie van de koning met zijn minnares, de Hollandse Dyveke, zou hebben afgekeurd. Dyveke overleed daarna op mysterieuze wijze en Valkendorf was een van de verdachten. Koning Christiaan zag nu zijn kans schoon om de aartsbisschop op te pakken, maar de magistraat van Amsterdam heeft dit kunnen verhinderen en Valkendorf vond een veilig heenkomen in huize Occo.
En het bijbeltje? Dat bleef nog zo’n tweehonderd jaar binnen de Occo-familie, totdat de laatste telg uit het geslacht kinderloos stierf en het bijbeltje via een veiling in Haarlem werd aangekocht door Johannes Enschedé II.
* Tegenwoordig draagt het bijbeltje de naam ‘Occo Bijbel’, vernoemd naar deze illustere eigenaar.
Dit artikel van Hannah Goedbloed (conservator Oude Boekerij en Bijzondere Collecties) verscheen ook in het magazine Uitgelicht nr. 17/december 2021.
Bekijk hier de gehele Occo bijbel online.