Het is 1992 als Minka Hodzic (1984) samen met haar moeder Draguna, haar oma, drie zussen en een neefje de Bosnische stad Prijedor ontvluchten. Door de strategische ligging van het huis, vlak naast het spoor, raken kogels van beide zijden het huis en is achterblijven simpelweg geen optie. Minka’s vader zit op dat moment in een concentratiekamp.
Wat volgt is een barre vlucht van het geweld. Tijdens deze tocht leeft het gezin in haast onmenselijke omstandigheden; op turnmatjes in gymzalen, in kartonnen dozen, onder bruggen in de kou en in grote vluchtelingenkampen. Ze worden door de Serven in bussen, bussen waarvoor ze zelfs nog moesten betalen, als oorlogstrofeeën rondgereden door heel Bosnië. Nadat ze in Kroatië worden afgezet bij een moskee staan ze er zonder spullen alleen voor. “Zoek het maar uit” hadden de Serviërs gezegd. Ondervoed en ziek leeft Minka nog steeds in het ongewisse over het lot van haar vader.
Na deze initiële vlucht weet de familie via-via in Kroatië onderdak te vinden in een huis, samen met nog vele anderen. Draguna weet op deze manier haar jonge dochters uit de overvolle en gevaarlijke vluchtelingenkampen te houden. Dagelijks vraagt ze bij het Rode Kruis of er al iets bekend is over haar man, maar pas na zeven maanden krijgt ze eindelijk bericht: hij is nog in leven! Eenmaal herenigd, kan de familie Hodzic zich richten op een vlucht naar een rustiger, veiliger en permanenter heenkomen. Ze hebben geluk en krijgen van het Rode Kruis te horen dat ze naar Nederland gaan, een land waarvan ze eigenlijk alleen de naam kennen.
Op de vroege ochtend van 7 januari 1993 vertrekt de familie per bus uit Zagreb samen met 178 lot- en landgenoten. Vijfentwintig lange uren later komen ze aan bij de Ripperda-kazerne in Haarlem, waar ze worden opgewacht door zowel de al aanwezige vluchtelingen als de pers die de aankomst verslaat. Fotograaf Ron Pichel van Fotoburo de Boer maakt op die dag 57 foto’s.
Het verhaal gaat door na de foto’s.
Het verhaal en de foto’s zijn snel weer vergeten en komen, net als zoveel onvertelde verhalen, in de archieven terecht. Pas in 2016 vindt Minka Hodzic de foto’s terug, 23 jaar na haar aankomst in Nederland en na een zoektocht van 15 jaar.
Kun je iets vertellen over de dag dat je aankwam in Haarlem?
Minka: Haha, nou eigenlijk weet ik helemaal niets meer van die dag zelf. Het is een blanco pagina. Het enige wat ik nog weet, is dat ik zo’n mooie jas aanhad.
Draguna: We werden vanaf de bussen gelijk naar de zaal gebracht. Daar waren ook weer al die journalisten, en vanaf daar kregen we dekens, beddengoed, de kamerindeling en voedselbonnen. Toen waren we klaar.
En hoe lang verbleven jullie in de Ripperda-kazerne?
Minka: Van 8 januari tot 17 december 1993.
Hoe was het om als vluchteling in de Ripperda-kazerne te wonen?
Minka: Wat ik me vooral kan herinneren als kind was dat als de grote mensen aan het praten waren dat het altijd hele droevige gesprekken waren. Er werd nooit over iets leuks gesproken. Het was altijd maar DIE oorlog. Dat leefde in iedereen.
Draguna: En al die mensen die daar zaten hadden allemaal hetzelfde meegemaakt, allemaal hetzelfde overleefd. Ze zaten allemaal met dezelfde vraag: “kunnen we hier blijven?” We hadden verder ook geen contact meer met Bosnië, en we hoorden alleen af en toe wat van de mensen die in het Engels met de Nederlanders konden praten.
Minka, wat waren jouw emoties bij de gesprekken tussen de volwassenen? Kun je je daar nog wat van herinneren?
Minka: Vaak begrijp je niet eens waar de grote mensen het over hebben, maar je neemt automatisch hun gedachten over: ‘als mijn vader en moeder bang zijn om teruggestuurd te worden dan moet ik dat ook maar zijn’. Op dat moment, zonder dat je het eigenlijk wilt, word je volwassen.
Maar jullie werden niet weggestuurd en kregen een verblijfsvergunning. Wat gebeurde er toen?
Minka: Ik weet niet of het geluk of ongeluk is, maar wij kwamen in Uithuizen (Groningen) terecht. Er waren maar vijf andere Bosnische families in dat dorp en verder waren er alleen Nederlandse mensen om ons heen. We konden ons dus snel mengen in de samenleving.
Draguna: Ze kon wel gelijk goed overweg met alle kinderen uit de buurt, ze was niet ‘die afgezonderde buitenlander’. Toch was haar volwassenheid en kennis groter dan die van de Nederlandse kinderen. Ze was een stuk volwassener dan de rest.
Minka: Mijn moeder heeft me in Uithuizen vrijgelaten om op te groeien. Ik had wel bagage, maar ik kon gelukkig ook een kind zijn.
En hebben jullie ooit nog gedacht over teruggaan?
Minka: Ik hoef niet meer terug hoor. Op vakantie: heerlijk, beetje familie zien, prima, maar mijn zussen en ik zijn hier opgegroeid. Ik was vanochtend ook onze haren mooi aan het maken voor dit interview en ik zei tegen mijn moeder: “Mam, moet je ons nou eens zien. Als we in Bosnië waren gebleven, als die oorlog niet uitgebroken was, hadden we echt niet zo’n goed leven gehad als wat we nu hebben.”
Toch blijft je vluchtelingenachtergrond een onderdeel van wie je bent. Kan je iets vertellen over je zoektocht naar deze foto?
Minka: Ik wist van het bestaan van de foto omdat mijn vader ooit het artikel had uitgeknipt en opgehangen. Mijn ouders zijn toen ik twaalf was gescheiden, dus ik kon later ook niet achterhalen waar de foto was geplaatst. Ik ben al vanaf ongeveer mijn vijftiende op zoek naar deze foto. Uiteindelijk vond een vriendin van mij de foto in jullie Beeldbank.
Wat betekent de foto voor jou?
Minka: Toen ik alle foto’s via het Noord-Hollands Archief binnen had, zat ik er echt met tranen over mijn wangen naar te kijken. Ik had niet verwacht dat er nog zo veel foto’s achter dat krantenartikel zaten.
Van mijn jeugd in Bosnië zijn maar twee foto’s, maar zelf heb ik er geen een. De foto uit de krant is de eerste foto uit die tijd die ik voor mezelf heb. Ik krijg hiermee niet alleen mijn foto terug, maar eigenlijk ook mijn jeugd – bij deze foto begint mijn jeugd.
En voor u, Draguna?
Draguna: Het was moeilijk om de foto’s te zien. Het was een moeilijke periode en als ik die foto zie, wordt ik herinnerd aan wat er is gebeurd.
Minka: Alle herinneringen komen omhoog.
Draguna: Ja, en dat is in mijn leven een intensieve periode geweest.
Jouw verhaal is nu ook weer relevant met de huidige vluchtelingenstroom. Als je jouw ervaringen vergelijkt met die van vluchtelingen nu, valt je dan wat op?
Minka: Ja, toen wij hier waren was het nog leuk. Wij waren uniek. En nu is er gewoon zoveel ellende in de wereld. Nu zijn er zoveel schapen die zeggen: die persoon is tegen buitenlanders, dus moet ik er ook maar tegen zijn. Mensen accepteren gewoon veel minder en zijn minder vriendelijk dan 20 jaar geleden.
En als je nu terugkijkt, heb je dan adviezen voor huidige vluchtelingen die net zijn aangekomen?
Minka: Ik denk dat je gewoon zelf vrij nuchter moet zijn…
Is dat niet een beetje lastig als je net uit een oorlogsgebied komt?
Minka: Natuurlijk, maar je moet het ook wel op de ene of andere manier van je af kunnen zetten. En overal heb je wel enkele rotte appels, maar er zijn ook overal goede mensen. En de goede mensen die zijn er echt wel om je te helpen.
Met het vinden van deze foto’s is je zoektocht voorbij, wat nu?
Minka: Ik heb het de afgelopen tijd nog allemaal geheim gehouden, ook voor mijn omgeving. Nu ik dit verhaal heb verteld ga ik de foto’s ook delen met de andere mensen die in 1993 in de Ripperda-kazerne zaten. Voor mij is het vinden van de foto’s een mooie afsluiter van een lange zoektocht en ik ben blij dat het verhaal van mijn moeder en mij kan delen.