Trijntje Zwagerman (Trien) wordt geboren in 1891 in Hauwert, West-Friesland. Ze groeit op als jongste van zes kinderen in een arm boerenarbeidersgezin. Net als haar broer en zussen kan Trien wegens geldgebrek alleen de basisschool afmaken, maar ze is leergierig en krijgt nog een aantal jaar bijles van de plaatselijke dominee. Trien is monter en vrolijk, en raakt bevangen door het socialisme, mede vanwege haar socialistische verloofde Bart. Eenmaal getrouwd worden Trien en Bart lid van de Revolutionair Socialistische Partij (RSP), een door Henk Sneevliet opgerichte afsplitsing van de Communistische Partij Nederland (CPN). Door de internationale strijd tussen deze groepen kunnen de socialisten en de communisten elkaar niet luchten of zien.
Vrouwen en geboorteregeling
Trien ziet in het socialisme een belangrijke rol weggelegd voor vrouwen. Iedereen kan en moet meewerken aan de verspreiding van het socialisme, niet alleen mannen. In 1929 wordt Trien bestuurslid van de net opgerichte NAS Vrouwenbond, een vereniging die de emancipatie van vrouwen nastreeft. Trien zet zich onvermoeibaar in voor de Vrouwenbond en onderhoudt ook in dit werk nauw contact met Sneevliet. Ook is Trien geïnteresseerd in het Nieuw-Malthusianisme, een stroming die wijst op de gevaren van overbevolking en daarom informatie verspreidt over voorbehoedsmiddelen. Anticonceptie is in die tijd een beladen onderwerp, en Triens openlijke betogen voor de Nieuw-Malthuseriaanse Bond (NMB) daarom zeer progressief. Trien wijst op de armoede in grote gezinnen, en ook pleit ze voor zelfbeschikking van de vrouw over haar eigen lichaam. Zulke zelfbeschikking is cruciaal voor emancipatie van vrouwen, stelt Trien, en ze is een graag geziene spreker op voorlichtingsbijeenkomsten voor vrouwen.
Trien in Amsterdam, z.j. Foto privécollectie Bart Lankester.
Ondergronds verzet: het MLL-Front
Als de stemming in Europa gedurende de jaren ‘30 steeds grimmiger wordt, realiseren socialisten en communisten in Nederland dat ze gevaar lopen. Als de Nazi’s Nederland binnenvallen, zullen zij als eersten gevangen gezet en vervolgd worden. In mei 1940 is het zover. Sneevliet besluit dat de RSAP (Radicaal Socialistische Arbeiderspartij) ondergronds verder moet gaan, en Trien sluit zich daar strijdlustig bij aan. De ondergrondse groep krijgt een nieuwe naam: het Marx-Lenin-Luxemburg Front (MLL-Front), en Trien krijgt de leiding over het district Noord-Holland Noord. Het verzetswerk van het MLL-Front bestaat aanvankelijk vooral uit het stencilen van een illegale krant, die later Spartacus gaat heten. Naarmate de oorlog vordert breiden de verzetsactiviteiten van het MLL-Front uit: Trien onderhoudt bijvoorbeeld een koeriersdienst naar West-Friesland en Friesland, en ze vervalst persoonsbewijzen. Ook stelt ze haar huis open voor geheime vergaderingen van het MLL- front en zoekt ze onderduikadressen voor andere MLL leden. Met zulk actief verzetswerk is de dreiging van verraad en arrestatie altijd dichtbij, en in februari 1942 is het zover. Cor Gerritsen, een MLL-lid in Haarlem, wordt opgepakt door de Sicherheitsdienst (SD). Hij blijkt te zijn verraden. Na het verhoor van Gerritsen wordt een groot deel van het MLL-Front opgepakt, en ook Trien ontspringt de dans niet. Op 27 februari 1942 wordt ze gearresteerd en overgebracht naar Amsterdam. Enkele weken later wordt Trien overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Dit zou de laatste halte zijn voordat Trien gedeporteerd wordt naar een berucht gevangenkamp: Ravensbrück.
Ravensbrück
Trien komt aan in Ravensbrück op 28 augustus 1942. Op dat moment is Ravensbrück nog uitsluitend een kamp voor vrouwen. Er zitten Joden, communisten, socialisten, Roma en Sinti en andere politieke gevangenen. Hoewel Trien inziet dat onderlinge solidariteit noodzakelijk is om te overleven, zijn de vooroorlogse spanningen tussen communisten en socialisten die er gevangen zijn niet plotseling verdwenen. Trien ervaart soms vijandigheid vanwege haar politieke achtergrond, en moet slim vriendschappen aansluiten om niet uitgestoten te worden. Toch ervaart Trien ook grote solidariteit onder gevangenen: vrouwen delen voedsel en spreken elkaar moed in na afranselingen of isolatie.
De pasfoto die Trien bij zich droeg van Amsterdam naar Ravensbrück. Op de achterzijde noteerde ze haar kampummer en de barakken waarin ze verbleef. Foto privécollectie Bart Lankester.
Trien schrijft gedichten die heimelijk in de barakken worden verspreid. In haar gedicht ‘Appèl-gedachten’ schrijft Trien:
Duizend, duizenden van vrouwen
Staren star en stom
Naar die hoge, blauwe hemel
Met de vraag: waarom, waarom.
De gedichten omschrijven het gedeelde leed van het urenlange dagelijkse appèl en het harde werk, en spreken ook moed in. Zo proberen de vrouwen zo goed en zo kwaad als het gaat de kou, de honger en het geweld te doorstaan.
Komt reiken we elkaar de handen
Samen zoeken naar ’t kwaad
Samen lijden, samen strijden
’t Samen willen door de daad!
Trien heeft een relatief goede gezondheid, maar na enkele maanden krijgt ze een wond op haar been die niet meer wil genezen. Maandenlang blijft ze in de ziekenboeg, waar ze ternauwernood de gaskamer en de barre laatste maanden van de oorlog overleeft voor ze in april 1945 wordt gered door het Zweedse Rode Kruis.
Na de oorlog
Na haar terugkomst in Nederland stelt Trien zich ten doel zo veel mogelijk mensen over haar kampervaringen te vertellen, om zo te voorkomen dat zoiets gruwelijks ooit nogmaals zou kunnen gebeuren. Ze geeft lezingen en toespraken. Er komen veel mensen op af en Trien ervaart het geven van de lezingen als betekenisvol, maar de tijd in Ravensbrück blijft haar achtervolgen. Ze heeft last van angstaanvallen, slapeloosheid, pijnen en een zwak hart. Trien vraagt een verzetspensioen aan, mede om haar hoge medische kosten te betalen, maar haar verzoek wordt in 1951 afgewezen. Volgens de Buitengewone Pensioensraad kunnen de klachten waaraan Trien lijdt ‘niet beschouwd worden geheel of gedeeltelijk het gevolg te zijn van verrichtingen of vermoeienissen aan het verzet verbonden, of van de behandeling ondervonden tijdens gevangenschap ter zake van het verzet’. Haar familie is ontzet en diep teleurgesteld, maar Trien legt zich erbij neer. Ze relativeert haar eigen verzetswerk en zegt dat anderen het pensioen vast harder nodig hebben dan zij. Tot het einde van haar leven blijft Trien zich inzetten voor de verspreiding van anticonceptie en algemene seksuele voorlichting. Tegen de stroom in, door sommige Hoornaren ‘vieze vrouw’ genoemd, blijft Trien tot het einde toe trouw aan haar ideaal van zelfbeschikkingsrecht voor vrouwen
Meer lezen over Trien de Haan-Zwagerman?
Lankester, B. Kom vrouwen, aangepakt! De revolutie van socialiste Trien de Haan (Amsterdam, 2017)
Oorlog in Hoorn, Heldin zonder standbeeld – Oorlog in Hoorn