Menu

Geschiedenis van Velsen

Verschillende archeologische vondsten wijzen erop dat de strandwal waarop Vogelenzang, Overveen, Bloemendaal en Velsen is gelegen, al vanaf de late steentijd (ongeveer 2000 v. Chr.) bewoond is geweest. Omstreeks het jaar 14 bouwden de Romeinen bij Velsen een versterkte haven die waarschijnlijk moest dienen als uitvalsbasis voor de Romeinse vloot. Velsen lag toen nog aan een zijtak van de Rijn, die via het Oerij bij Bergen en Egmond in zee uitmondde. In 28 werd het fort, dat Flevum werd genoemd, door de Friezen verwoest. Kort daarna werd een nieuw fort gebouwd. Omstreeks 47 werd het opgeheven, als gevolg van het besluit de Oude Rijn tot definitieve noordgrens van het Romeinse rijk te maken. Daarmee kwam een einde aan Velsen als meest vooruitgeschoven Romeinse basis op het Europese vasteland.

Moederkerken van Holland

In 690 zette de Engelse monnik Willibrordus met twaalf metgezellen voet op Nederlandse bodem om de Friezen te bekeren. Of ook Engelmundus, door de Velsenaren vereerd als de stichter van hun oudste kerkje, bij hen hoorde, is echter verre van zeker. Volgens de traditie heeft Willibrord vijf kerkjes gesticht, die wel de ‘moederkerken van Holland’ worden genoemd: Vlaardingen, Oegstgeest, Heiloo, Petten en Velsen. Vanuit deze kerken zijn in de loop van de eeuwen talrijke ‘dochterkerken’ afgesplitst; van Velsen bijvoorbeeld Beverwijk, Heemskerk, Assendelft, Haarlem, Spaarnwoude en Sloten.

Wilde beesten

Ter gelegenheid van de invoering van een nieuwe belasting werden in 1514 alle steden en dorpen van Holland verplicht informatie te geven over hun financiële en economische toestand. De pastoor Gerrit Willemszoon verklaarde toen onder ede dat Velsen ongeveer 1200 morgen (oude landmaat waarvan de grootte in verschillende streken zeer uiteenloopt) groot was en 85 huizen telde. De bevolking leefde voornamelijk van akkerbouw, veeteelt en het vervoeren van zand en schelpen. Saillant detail is dat de pastoor wist te vermelden dat de inwoners veel last hadden van wilde beesten, konijnen en herten, zodat zij vanaf mei tot de oogst in de zomermaanden, ’s nachts de velden moesten bewaken.

Trouw aan Rome

De hervormingsbeweging heeft in Velsen en omstreken weinig vaste grond onder de voeten gekregen. De meerderheid van de bevolking bleef Rome trouw. Hun Engelmunduskerk waren zij echter kwijt. Voortaan moesten zij genoegen nemen met een schuilkerk in Driehuis en een in Schoten. Pas in 1858 werd de Engelmundusparochie opgericht met Driehuis als centrum.

Huishoudelijk werk

Aan het begin van de negentiende eeuw telden Velsen, het naburige Santpoort en de buurtschappen Driehuis, de Duinkant, de Jan Gijzenbuurt, de Hagelingerbuurt, de Hofgeesterbuurt en de Klaterbuurt ongeveer 1200 inwoners. De meesten van hen verdienden een schamel inkomen met het bebouwen van wat grond, het weiden van koeien, het bleken en het verrichten van allerlei werkzaamheden op de buitenplaatsen, waaronder veel huishoudelijk werk. In 1807 waren maar liefst 233 vrouwen en meisjes werkzaam als dienstbode op buitens als Beeckestijn, Velserbeek en Waterland, die veelal in de zeventiende en achttiende eeuw door vermogende Amsterdamse regenten waren gebouwd.

Kanaal door de duinen

8 maart 1865, voor Velsen een historisch moment. Op die dag werd met het nodige ceremonieel de eerste spade gestoken in de Breesaap, een reusachtig duingebied van wel 835 hectare, waarmee het startsein werd gegeven voor een gigantisch werk: het graven van een kanaal door Holland op zijn smalst, dwars door de duinen. Honderden polderwerkers werden van heinde en verre aangetrokken om het zware werk te doen. Zij bivakkeerden onder primitieve omstandigheden in een speciaal voor hen ingericht dorpje, De Heide (thans Velseroord). Op 1 november 1876 werd in aanwezigheid van koning Willem III het Noordzeekanaal, dat met private middelen was gefinancierd, geopend. Het kanaal had toen nog maar een bodembreedte van 27 meter en een diepte van 7 meter. Tegenwoordig is het 21 kilometer lange kanaal 270 meter breed en 15,5 meter diep.

Fantasie

Grote afwezige op 1 november 1876 was de journalist S. Vissering. Hij had in 1848 een fantasiestukje geschreven onder de titel ‘Een uitstapje naar IJ-Muiden’, een door hem zelfverzonnen naam. In zijn artikeltje beschreef hij hoe hij op een warme dag het plan had opgevat met een paar vrienden een uitstapje te maken naar de kust. Na een heerlijke boottocht over het kanaal, nog maar net in gebruik genomen, bereikten zij IJ-Muiden. Daar genoten zij een exquise maaltijd in een sfeervol badhotel, namen zij een verkwikkend zeebad en bewonderden daarna de havenstad met haar machtige havenwerken. Visserings fantasie is ten dele uitgekomen. Het kanaal is er gekomen, de naam IJmuiden is overgenomen, maar de badhotels zijn een utopie gebleven. Na de opening van het kanaal zijn weliswaar verschillende plannen gemaakt om van IJmuiden een badplaats te maken, maar het is bij plannen gebleven.

Veilige ligplaats

Twee jaar na de ingebruikneming van het kanaal bezocht de Haarlemse schrijver J. Craandijk de haven. Hij noteerde toen: IJmuiden begint zich op en tegen de duinen te ontwikkelen. Veel zaaks is het nog niet. Veel zaak zal ’t ook nooit worden. Verkeerd gezien. Het duurde niet lang of vissers ontdekten dat de nieuwe havenmond met zijn beide pieren een veilige ligplaats bood. Binnen de kortste keren ontstond er een levendige vishandel, die steeds meer vissersboten en handelaren trok, waardoor het scheepvaartverkeer belemmerd werd. In 1896 kreeg IJmuiden daarom een eigen vissershaven. Twee jaar later werd de Rijksvisafslag geopend. Ondertussen was in 1833 ten behoeve van de visserij voorbij Santpoort-Noord, een aftakking gemaakt van de in 1867 aangelegde spoorlijn Haarlem-Uitgeest. In 1983 werd dit zogeheten ‘vislijntje’ opgeheven.

Duikbotenoorlog

In 1914 telde de IJmuidense vissersvloot 155 trawlers, een derde van de totale Nederlandse vissersvloot. Tijdens de Eerste Wereldoorlog ging een groot deel van de vloot verloren als gevolg van de onbeperkte duikbotenoorlog die de Duitsers hadden afgekondigd. Ook de Tweede Wereldoorlog bracht enorme schade toe aan IJmuiden. Niet alleen werd het merendeel van de trawlers door de Duitsers gevorderd, maar ook werden grote delen van IJmuiden en Wijk aan Zee gesloopt om ruimte maken voor de bunkers van de Atlantik Wall die een invasie van de geallieerden moest tegenhouden. Na de bevrijding slaagde de visserij er niet in zich te herstellen. Grote problemen leverde dit echter niet op, omdat er inmiddels voldoende alternatieve vormen van werkgelegenheid voorhanden waren.

Hoogovens

Al in het jaar van de opening van het kanaal, die het dorp Velsen letterlijk in tweeën had gedeeld (Velsen-Zuid en Wijkeroog, later Velsen-Noord genoemd), vestigde de Beverwijker J. Swart langs de oever een kunststeenfabriek. In 1896 verplaatste Pieter Smidt van Gelder uit Wormerveer zijn papierfabriek naar het kanaal. Op 22 januari 1924 werd de eerste oven van de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens aangestoken. In de jaren daarna groeide Hoogovens uit tot een wereldconcern dat aan tienduizenden arbeiders werk gaf. In de jaren tachtig echter leek Hoogovens de mondiale concurrentiestrijd met andere staalfabrieken te gaan verliezen. In 1999 fuseerde Hoogovens daarom met het Britse staalbedrijf British Steel om als Corus verder door te gaan. In 2007 werd het bedrijf overgenomen door het Indiase Tata Steel. Tegenwoordig telt de gemeente Velsen ruim 67.000 inwoners.