Menu

Uw zoekacties: familie De Goede, Collectie van de

197 familie De Goede, Collectie van de

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Betreffende de familie De Goede en aanverwanten
197 familie De Goede, Collectie van de
Inleiding
1.
Betreffende de familie De Goede en aanverwanten
De familie De Goede behoort vanouds tot de oude Noord-Hollandse boerenfamilies en vond haar bestaan dan ook in de meeste gevallen in de veeteelt en de nauw verbonden veehandel. Oorspronkelijk was de familie gevestigd in de omgeving van de Schermer, maar met Arian de Goede (1766-1842) komt de familie in de omgeving van de Beemster en de Purmer, in welke streken zij, evenals de aan hen verwante families, gedurende de gehele 19e en een deel van de 20e eeuw een vrij aanzienlijke positie bekleedde.
De eerder genoemde Arian de Goede huwde in 1787 met Neeltje Braak, dochter van Jan Braak en Geertje Nol en verkreeg via dit huwelijk landerijen in de Starnmeerpolder. Doordat hij deze landerijen bezat kwam hij terecht in het polderbestuur en werd hij in 1801 benoemd tot dijkgraaf van de Starnmeer en Kamerhop, welke functie hij tot zijn dood bekleedde.
Zijn zoon Cornelis kwam via Beemster terecht in Purmerend, waar hij werkzaam was als koopman en veefokker. Bovendien bekleedde hij diverse functies in het openbare leven, zoals lid van de gemeenteraad, lid van het College van Notabelen der Nederlands hervormde Kerk en bovendien hoofdingeland en vervolgens heemraad van het waterschap "De Purmer". Hij was ook firmant in de Firmant in de Firma J. van der Lingen Dz te Amsterdam, die aldaar aan de Amstel de destijds bekende stalhouderij "De Berebijt" exploiteerde. Zijn zoon Arian (1845-1902), uit zijn huwelijk met Albertje Schoorl, kwam evenals zijn vader in het bestuur van het waterschap "De Purmer", terwijl hij ook de veehandel voortzette. De Firma van der Lingen werd echter geliquideerd. Sedert 1872 woonde hij ook in de Purmer, op de hofstede "De Uitvlugt", toen al jaren in het bezit van de familie. Hij was betrokken bij de oprichting van diverse verenigingen in Purmerend en in verscheidene gevallen ook bestuurslid.
Uit zijn huwelijk met Saartje Koster werden drie zoons geboren:
Cornelis (1872-1929), Jan (1875-1949) en Gerardus Johannes (1884-1943). De oudste twee zetten de familietraditie voort en waren werkzaam als veehouder. Cornelis in Twisk, waar hij woonde op de boerderij van zijn schoonouders, en Jan in de Beemster, en na het vertrek van zijn broer Gerardus Johannes in de Purmer, op "De Uitvlugt".
Met Gerardus Johannes komen er andere beroepen in de familie. Hij nam aanvankelijk de boerderij "De Uitvlugt" in de Purmer over en bekleedde, evenals zijn voorouders voor hem, vele bestuursfuncties in Purmerend en de Purmer. Deze functies lagen deels op het culturele vlak en deels op het bestuurlijke vlak. Zo was hij voorzitter van de plaatselijke toneelclub in de Purmer en secretaris van het Stedelijk Muziekcorps in Purmerend. Daarnaast was hij onder meer secretaris van het Waternoodcomité De Purmer, de vereniging van grondeigenaren in de Purmer, de Vereniging "Purmer Belang". Bovendien heeft hij zich intensief beziggehouden met de pogingen om de Purmer tot een zelfstandige gemeente te maken. Een leven in de veeteelt zag hij echter niet als zijn levensvervulling. Reeds in 1917 poogde hij een benoeming te krijgen als burgemeester in een aantal gemeenten. Dit lukte echter pas in 1919, toen hij werd genoemd tot burgemeester van Wijdenes. Hij startte zijn ambtsperiode daar met veel enthousiasme en wilde een echte "Vader " zijn voor de hem toegewezen gemeente. Door zijn enthousiasme kwam hij echter in moeilijkheden. Persoonlijke conflicten met enkele leden van de gemeenteraad zorgden ervoor dat hij zich in zijn streven gedwarsboomd ging voelen. Zowel zijn temperamentvolle karakter als de hardnekkige tegenstand van de gemeenteraad maakten op den duur de toestand onhoudbaar. Dit resulteerde uiteindelijk in zijn ziekmelding en een daaropvolgende afkeuring. In 1935 werd hij, met een volledig pensioen, eervol ontslagen als burgemeester en secretaris van Wijdenes.
Daarna woonde hij tot zijn dood in 1943 in de Beemster, waar hij zich ook nog bezighield met verscheidene bestuurlijke taken en met zijn hobby's genealogie en historisch onderzoek. In die tijd publiceerde hij onder het pseudoniem Johannes diverse artikelen in verschillende kranten. Hij was een man met veel werkkracht en ideeën. Door diverse omstandigheden verliep zijn leven op een andere manier dan hij zich voorgesteld had. Daar hij ongetwijfeld een kundig man genoemd kon worden, is dat wel tragisch. Zijn zoon Arian de Goede (1915-1957) werd na het behalen van het H.B.S.- diploma te Utrecht in 1934 ingeschreven als student Nederlands-Indisch Recht. Deze studie werd door hem met goed gevolg beëindigd door zijn promotie tot doctor in de rechtsgeleerdheid op 3 oktober 1940, op het proefschrift getiteld "Swannotsrecht". Met dit proefschrift gaf hij blijk van zijn grote belangstelling voor de geschiedenis van West-Friesland. Deze publicatie zou nog worden gevolgd door vele boeken en artikelen over West-Friesland.
Van Arian de Goede moet gezegd worden dat het een man was met ideeën; uit de archiefstukken komt hij naar voren als iemand die constant "bezig" was, of hij was bezig met de uitwerking van een idee, of hij was bezig met een nieuw idee te vormen. Deze werkkracht blijkt ook uit vele projecten waarvan hij de geestelijke vader genoemd kan worden. Zo was hij actief betrokken bij de oprichting van de Vereniging "De West-Frieze-Styk", de Stichting voor Oergodsdienstgeschiedenis, het "Maegskip De Goede" en andere instellingen. Nadat hij was afgestudeerd had hij in eerste instantie geen hoofdfunctie. Zijn publicistisch werk en zijn verdere studie (Nederlands recht en pedagogiek) hielden hem daarvoor wellicht te druk bezig. Daarnaast werkte hij als repetitor en privaatdocent. Na de Tweede Wereldoorlog bleek het voor hem moeilijk te zijn om in Nederland aan de slag te komen. Hoewel van hem geen "onvaderlandse" daden bekend zijn, had hij door contacten met als min of meer verdacht staande personen een wat ongunstige reputatie gekregen. Door zijn studie pedagogiek en zijn werk als repetitor kreeg hij eveneens belangstelling voor het onderwijs. Dit resulteerde in 1950 onder meer in de oprichting van de Academie voor Ambtelijke Vorming en een jaar later in onderhandelingen met Indonesië, waar hem een plaats als lector aan de universiteit te Djakarta werd aangeboden. Hij besloot hierop in te gaan en vertrok naar Indonesië. Daar aangekomen bleek alles anders te zijn dan in Nederland voorgesteld was. Na het uitvechten van diverse conflicten kreeg hij een plaats als lector aan de "Akademi Ekonomi" van de universiteit te Padang. Uiteindelijk bleek dit ook geen succes en De Goede keerde in 1954 terug naar Nederland, waar hij uiteindelijk tot aan zijn dood werkte als leraar pedagogiek aan een kweekschool.
Reeds voor hij naar Indonesië vertrok had hij belangstelling voor parapsychologie, wat door zijn leven in Indonesië nog werd versterkt. Dit kan nog eens illustreren hoe breed het terrein van zijn belangstelling was. Daarmee nauw verbonden is wat men de tragiek van zijn leven kan noemen: geen van de door hem gestarte projecten heeft lang standgehouden. Hiervoor zijn wel enige redenen te geven. Eén van de redenen was ongetwijfeld dat de projecten "dreven" op zijn persoonlijkheid, door zijn enthousiasme wist hij velen tot prestaties te brengen waartoe zij anders wellicht niet gekomen waren. Zijn enthousiasme was echter tevens één der redenen waarop zo veel misliep. Hij wilde vaak te veel en dat dan soms ook nog te snel, wat bij sommigen wrevel opwekte en tegenstand opriep.
2. Betreffende de vereeniging de West-Frieze-Styk
3. Betreffende de uitgevers-maatschappij "Fas Frisiae" c.v
4. Betreffende het maegskip "De Goede"
5. Betreffende de Stichting voor Oergodsdienstgeschiedenis
6. Lotgevallen en inventarisatie van het archief
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1699-1957
Omvang in meters:
8,90
Periode documenten:
1699-1957 (1977)
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk na transport
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-651. Inv.nr. 614 is vanwege materiële staat niet raadpleegbaar. De collectie bevat naast het archief van de Familie De Goede (onder ander van rechtshistoricus en mediaevist prof. mr. dr. Arian de Goede (1915-1957)), ook een aantal (fragment-)archieven van verschillende Noord-Hollandse instellingen.