Menu

Uw zoekacties: Diaconie van de Nederlands-Hervormde Gemeente te Haarlem

1340 Diaconie van de Nederlands-Hervormde Gemeente te Haarlem

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Armenzorg in het algemeen (ter oriëntatie)
1340 Diaconie van de Nederlands-Hervormde Gemeente te Haarlem
Inleiding
1.
Armenzorg in het algemeen (ter oriëntatie)
Op het gebied van de armenzorg speelden de kerk en particulieren aanvankelijk de hoofdrol.
De kerk spoorde aan tot het verrichten van de "werken der barmhartigheid". Hierdoor werd vaak meer de nadruk gelegd op het geven dan op het leed van de armen. De bedeling had eigenlijk het karakter van een gunst. Men had er geen recht op en er waren geen duidelijke bedelingscriteria.
Tegen het eind van de Middeleeuwen ontstond in de steden een groeiende behoefte aan een beter georganiseerde armenzorg. Er kwamen nieuwe ideeën over armenzorg, men ging armoede minder vanuit de godsdienstige hoek bekijken. De vele bedelaars vond men zeer storend. De stedelijke overheid ging ingrijpen, want de bedelaars vormden een bedreiging voor de openbare orde en veiligheid. De opvang van armen werd geleidelijk aan steeds meer als taak van de overheid beschouwd. In de tweede helft van de 17e eeuw had Haarlem te kampen met een verval van de nijverheid. Het aantal armlastigen werd hierdoor steeds groter en dat betekende een verzwaring voor de armbesturen. De Hervormde kerk moest veel nauwer gaan samenwerken met de stedelijke armenzorg om de grote aantallen arme geloofsgenoten op te kunnen vangen. Het gevolg was, dat de Hervormde kerk steeds meer afhankelijk werd van het stadsbestuur. De subsidie had als consequentie, dat het stadsbestuur inzage in de administratie en invloed op het beleid eiste. Na 1750 kwam er een toenemende kritiek op de kerkelijke liefdadigheid, met name van de kant van de patriotten, die vonden dat er te gemakkelijk werd bedeeld. In de Franse tijd brak de strijd pas goed los. Maar de centralistische plannen van Napoleon haalden het stadium van uitvoering niet. De toestand tussen 1795 en 1813 bleef dus in grote lijnen ongewijzigd.
De regering breidde haar invloed op de kerkelijke armbesturen ook in de 19e eeuw uit door inzage in de kerkelijke administraties en door het verlenen van subsidies, waardoor de kerk financieel afhankelijk werd van de overheid. Van kerkelijke zijde groeide het verzet hiertegen pas in de jaren dertig en na 1840. In 1851 kwam Thorbecke met een ontwerp-armenwet. De strekking hiervan was, dat de armenzorg onder volledige verantwoordelijkheid van de overheid diende te komen. Van kerkelijke zijde kwam tegen deze ontwerp-armenwet veel verzet. Een dergelijke benadering van armoede ging tegen de godsdienstige of charitatieve benadering in, die armoede zag als een ethisch vraagstuk. Tenslotte kwam in 1854 onder het kabinet Van Hall een armenwet tot stand. Deze wet verleende voorrang aan de godsdienstige en morele visie. De gemeentebesturen moesten de armenzorg overlaten aan de particuliere instellingen, waaronder de kerkelijke instellingen de voornaamste plaats hadden.
In 1912 kwam er een nieuwe armenwet. De lokale structuur van de armenzorg bleef gehandhaafd. Ook was de kerkelijke armenzorg nog steeds het belangrijkste. Maar deze nieuwe wet ruimde voor de armenzorg van overheidswege meer plaats in. Door de oprichting van armenraden werd de coördinatie van de armenzorg bevorderd.
In deze armenraden hadden vertegenwoordigers van verschillende instellingen zitting. In Haarlem kwam zo'n armenraad er in 1913. De diaconie nam pas in 1917 zitting in deze raad, omdat men bang was om zijn autonome positie kwijt te raken.
Na de Eerste Wereldoorlog en tijdens de crisisjaren veranderde het karakter van de armenzorg, doordat de overheid op dit gebied steeds meer verantwoordelijkheid ging dragen. In 1945 was er politieke overeenstemming bereikt omtrent het recht van een ieder op sociale zekerheid, te organiseren en te garanderen door de staat.
De kerkelijke instellingen voor armenzorg zetten na 1945 aanvankelijk hun werkzaamheden gewoon voort. Echter langzaam maar zeker werd de materiële ondersteuning min of meer overbodig door de inwerkingtreding van diverse sociale verzekeringswetten, zoals de Algemene Ouderdoms Wet (AOW, 1956) en de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW, 1959).
In 1965 tenslotte werd de Algemene Bijstandswet ingevoerd, die iedere ingezetene het recht gaf op een minimum inkomen.
De kerkelijke armenzorginstellingen zochten een andere bestemming voor hun fondsen en gingen zich nu richten op zaken als gezinsverzorging en ander maatschappelijk werk.
2. De rol van de diaconie binnen de Haarlemse armenzorg
3. Het college van diakenen of de bestuursinrichting van de diaconie
4. Geschiedenis van de bedeling van de huiszittende armen
5. Van diaconiehuis tot Janskliniek
6. Overzicht van de bestuursinrichting van het diaconiehuis
7. De geschiedenis van de Haarlemse Kinderkerk
8. De geschiedenis van de armenfabriek
9. Literatuurlijst
10. Verantwoording van de inventarisatie
Inventaris
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1636-2004
Omvang in meters:
24,45
Periode documenten:
1636-2004
Openbaarheid:
gedeeltelijk openbaar
Opheffing openbaarheidsbeperking:
toestemming gemeentearchivaris
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-1008. Inv.nr. 43 ontbreekt. In de Atlas van het Noord-Hollands Archief zijn geplaatst: inv.nrs. 295, 726 (alleen de foto's), 733-734 (=NL-HlmNHA_1340_54999011), 828, 830. Inv.nr. 937 is pas openbaar vanaf 2041.
Gemeente:
Haarlem