Menu

Uw zoekacties: Diaconie van de Nederlands-Hervormde Gemeente te Haarlem

1340 Diaconie van de Nederlands-Hervormde Gemeente te Haarlem

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Armenzorg in het algemeen (ter oriëntatie)
2. De rol van de diaconie binnen de Haarlemse armenzorg
3. Het college van diakenen of de bestuursinrichting van de diaconie
4. Geschiedenis van de bedeling van de huiszittende armen
5. Van diaconiehuis tot Janskliniek
6. Overzicht van de bestuursinrichting van het diaconiehuis
7. De geschiedenis van de Haarlemse Kinderkerk
8. De geschiedenis van de armenfabriek
1340 Diaconie van de Nederlands-Hervormde Gemeente te Haarlem
Inleiding
8.
De geschiedenis van de armenfabriek
In april 1805 werd door de toenmalige stedelijke regering een commissie van Toezicht en Superintendentie opgericht. De commissie werd belast met het toezicht over de van stadswege gesubsidieerde Godshuizen. Dit waren de Diaconie- en Aalmoezeniersarmen, het R.-K. Wees- en Armenhuis en het Lutherse Weeshuis. *  Deze commissie bestond uit drie leden van de raad en drie leden van de burgerij, deze laatsten werden door de raad gekozen.
In november 1805 werd door drie leden van de commissie van Toezicht en Superintendentie samen met de fabrikanten L.J. van der Smissen en L. Wijnkamp een zogenaamde Armenfabriek opgericht, waarvan zij tevens het bestuur op zich namen. *  De heer L.J. van der Smissen, die in oktober 1806 overleed, werd in februari 1807 opgevolgd door de heer P. Boerse.
Het doel van de fabriek was: "het aan het werk brengen van arme lieden en door dezelve te voorkomen dat sommige alimentanten zich, onder den schijn van geen werk te kunnen krijgen, van elk geregeld werk excuseeren". *  Elke tot één van de bovengenoemde godshuizen behorende alimentant en huiszittende arme was verplicht om, indien hij elders geen werk kon krijgen, in de fabriek te werken. Deed hij dit niet, dan verspeelde hij zijn bedeling. Het werk bestond uit het spinnen van wol, vlas en katoen, het breien van wollen en katoenen kousen, het weven van linnen, piqué of dimit, bombazijn, rokkenstreep en boezelgoed. Ook werd er kant of zgn. speldenwerk gemaakt. *  Voor deze werkzaamheden werd de alimentant en huiszittende arme per el betaald. De werkplaats van de Armenfabriek was in het Diaconie- en Aalmoezeniersarmenhuis gevestigd en de boekhouder van dit huis was tevens boekhouder van de fabriek. * 
De werktijden waren in de zomer van 6.00-12.00 uur en van 13.30-19.30 uur. Vrouwen met hulpbehoevende kinderen mochten 's morgens en 's middags één uur later komen. In andere jaargetijden begon men later en eindigde men vroeger. *  Gedurende de wintermaanden werden de kinderen, die op de fabriek werkten, onderwezen in lezen en schrijven.
De Armenfabriek verschafte enigszins werk onder de armen. In haar bloeiperiode werkten er ongeveer 150-200 mensen. Tijdens de Franse overheersing, circa 1811, mochten de goederen, die door de Armenfabriek aan Godshuizen binnen en buiten Haarlem en aan de commissie van garnizoenszaken geleverd werden, niet betaald worden. Hierdoor kwam de fabriek in grote financiële moeilijkheden. Na de bevrijding kreeg de armenfabriek de achterstallige inkomsten successievelijk terug. De fabriek kon zich daardoor enigszins uit haar verval oprichten. *  Er was echter steeds minder afzetgebied voor de producten. Op den duur was het met de opofferingsgezindheid van het koperspubliek gedaan en de fabriek bleef met grote voorraden zitten. * 
In de notulen d.d. 20 oktober 1824 van de armenfabriek werd voorgesteld om het in voorraad zijnde garen op te maken, het magazijn uit te verkopen en de fabriek op te heffen.
Een exacte opheffingsdatum van de Armenfabriek is niet bekend. De verkoop van producten en de daarbij behorende financiële administratie is nog tot en met 1832 doorgegaan. In de hierna volgende jaren kwamen textielfabrikanten als Wilson en Prévinaire naar Haarlem om de textielindustrie nieuw leven in te blazen, maar dan op niet-liefdadige basis.
9. Literatuurlijst
10. Verantwoording van de inventarisatie
Inventaris
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1636-2004
Omvang in meters:
24,45
Periode documenten:
1636-2004
Openbaarheid:
gedeeltelijk openbaar
Opheffing openbaarheidsbeperking:
toestemming gemeentearchivaris
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-1008. Inv.nr. 43 ontbreekt. In de Atlas van het Noord-Hollands Archief zijn geplaatst: inv.nrs. 295, 726 (alleen de foto's), 733-734 (=NL-HlmNHA_1340_54999011), 828, 830. Inv.nr. 937 is pas openbaar vanaf 2041.
Gemeente:
Haarlem