2106 R.-K. Bisdom Haarlem betreffende staties en kloosters te Haarlem
2106
R.-K. Bisdom Haarlem betreffende staties en kloosters te Haarlem
Inventaris
13. Het Begijnhof
13.1. Inleiding
2106 R.-K. Bisdom Haarlem betreffende staties en kloosters te Haarlem
13. Het Begijnhof
13.1.
Inleiding
laatste wijziging 22-03-2007
Begijnen zijn devote, in een genootschap verenigde maagden of weduwen, die vanouds door de bijzondere aard van haar levenswijze het midden houden tussen leken en eigenlijke kloosterlingen. Daarom noemde men ze aanvankelijk"religieuze vrouwen" (mulieres religiosae), "niet religieuzen". Van deze laatsten onderscheiden zij zich, doordat zij de drie traditionele kloostergeloften niet afleggen, doch zich met twee geloften tevreden stellen, die van gehoorzaamheid en die van kuisheid. Deze beide zijn bovendien slechts bindend voor zolang de begijn haar godgewijd leven in het instituut wil blijven beoefenen. Waarschijnlijk danken zij haar naam aan haar habijt van ongeverfde wol, bège (grauw, grijs). Dat beghinus van albigensis zou zijn afgeleid, zal na het verschijnen van de studie van pater Alcantera Mens wel door niemand meer worden aanvaard. *
In Haarlem dateert deze stichting van 1262, toen Arent van Sassenheim, pastoor van de S. Bavo, zijn huis, erf, tuin en boomgaard, gelegen tussen de Jansstraat en Bakenessergracht aan de begijnen afstond, * terwijl hij het volgend jaar een kerk daaraan toevoegde. Het hof, nu eens het grote-of ronde-, dan weer het falie-begijnhof genoemd, werd zowel door kerkelijke als wereldlijke autoriteiten met gunsten en privileges overladen. De voorrede van de"Regulen ende Handvesten" (1631) maakt melding van een zware brand, waarbij ook de kerk van 't hof een prooi der vlammen werd. * Terstond werd met de herbouw begonnen, maar het heeft nog tot 1398 geduurd, voor de kerk geheel was voltooid. In 1348 kon een klein gedeelte in gebruik worden genomen; in 1388 werd het koor gebouwd en 10 jaar later het oostelijk deel met de toren. * In het begin van de 15-de eeuw bestond het hof uit
56 huizen, waaronder 5 conventen. In het S. Aachtenconvent woonden de meesteressen. De overige (S. Geertruyts-, S. Agnieten-, S. Lucien- en S. Barbarenconvent) dienden tot verblijf van arme begijnen en van de novicen. Na 1 1/2 jaar ontvingen deze laatsten van de schepenen der stad een "falybrief" en werden dan "verwillecoerde beghijnen" genoemd.
56 huizen, waaronder 5 conventen. In het S. Aachtenconvent woonden de meesteressen. De overige (S. Geertruyts-, S. Agnieten-, S. Lucien- en S. Barbarenconvent) dienden tot verblijf van arme begijnen en van de novicen. Na 1 1/2 jaar ontvingen deze laatsten van de schepenen der stad een "falybrief" en werden dan "verwillecoerde beghijnen" genoemd.
Na 2 jaar in een convent te hebben doorgebracht, mochten zij op 't hof een huis kopen. 5 jaar later volgde haar aanneming tot begijn. Zij heetten dan "ontfanghen beghijnen". Ieder convent werd door een mater bestuurd, 's Avonds werden de 3 poorten, welke toegang gaven tot het hof, zorgvuldig gesloten. Bij accoord van 24 april 1581 vervielen ook de bezittingen van het begijnhof aan de stad. De kerk werd terstond gesloten en in 1590 aan de waalse gemeente afgestaan. 'Alle begijnen echter mochten levenslang in haar huizen blijven wonen, onverschillig of ze eigendom waren of niet. 5 dec. 1582 werd aan de gezamenlijke hofbewoonsters door burgemeesteren een pensioen toegekend. "De laatste "gepensioneerde" begijn stierf in 1635. Zoals vroeger gemeld, * hebben de begijnen door aankoop van huizen in de Lange Poort een nieuw hof gevormd, zodat steeds weer novicen konden worden aangenomen. Tussen 2 juli 1664 en 15 aug. 1690 meldden 60 leden zich aan en tussen 7 aug.
1663 en 7 juli 1692 werden 67 novicen geprofest. In 1694 bedroeg het aantal begijnen 37, onder wie 2 meesteressen. Na die tijd is er van toetreding maar zelden sprake. De eens zo bloeiende stichting was ten dode opgeschreven. 7 april 1824 stierf het laatste begijntje Anna Barbara Amstenraad, 86 jaren oud. Het archief is goed bewaard. In het gemeentearchief bevinden zich een fundatieboek uit de 15-de eeuw en enige 16-de eeuwse stukken.
1663 en 7 juli 1692 werden 67 novicen geprofest. In 1694 bedroeg het aantal begijnen 37, onder wie 2 meesteressen. Na die tijd is er van toetreding maar zelden sprake. De eens zo bloeiende stichting was ten dode opgeschreven. 7 april 1824 stierf het laatste begijntje Anna Barbara Amstenraad, 86 jaren oud. Het archief is goed bewaard. In het gemeentearchief bevinden zich een fundatieboek uit de 15-de eeuw en enige 16-de eeuwse stukken.
laatste wijziging 29-03-2024
559 beschreven archiefstukken
47 gedigitaliseerd
totaal 2.300 bestanden
Kenmerken
Datering:
1355-1881
Omvang in meters:
3,90
Periode documenten:
1355-1881 (1902)
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk binnen 30 minuten
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-490 en aanvulling nrs. DT 1-2, 14-20, 42. Inv. nrs. 9-10, 62-68, 70, 74, 75 (gedeeltelijk), 77-86, 88 (gedeeltelijk), aanvulling nrs. DT 1, 14, 16-19 zijn in fotokopieën aanwezig in de studiezaal. Indexen op inv. nrs. 62-70 (doopboeken, 1629-1724) op achternaam/patroniem, voornaam, moedersnaam en doopgetuigen in de vorm van kaartenbakken in de studiezaal. Indexen op inv.nrs. 77-80 ( trouwboeken, 1629-1693) op bruidspaar en trouwgetuigen in de vorm van kaartenbakken in de studiezaal. Regesten in: P.M. Verhoofstad, 'Inventaris der archieven van kerken, kloosters en staties (..)', Haarlem 1959.
Gemeente:
Haarlem
Categorie:
laatste wijziging 29-03-2024
559 beschreven archiefstukken
47 gedigitaliseerd
totaal 2.300 bestanden