Bij akten waarin, bij de relevante maanden, de gebruikte stijl niet vermeld staat, heb ik aangenomen dat de Jaarstijl gebruikt is, waarbij men het nieuwe jaar op 1 januari liet beginnen. Een uitzondering hierop vormen de akten van plaatsen of instellingen waarvan bekend is dat die een andere stijl hanteerden. Zo ben ik er voor de akten van de schepenen van Haarlem steeds vanuit gegaan dat deze volgens de Boodschapstijl gedateerd staan, d.w.z. dat men het nieuwe jaar pas liet beginnen op de dag van Maria Boodschap, dat is 25 maart. In sommige akten van de leenmannen van de grafelijkheid van Holland is de stijl van het Hof van Holland gebruikt, dat is de Paasstijl waarbij de jaarwisseling plaatsvond op de eerste Paasdag. Aangezien in deze akten de gebruikte stijl steeds vermeld staat, kon hierover geen onzekerheid ontstaan. In de regestenlijst heb ik bij alle akten eerst de juiste, indien nodig omgerekende, datum vermeld en daarachter tussen haakjes de datum zoals die in de akte staat. Bij de daarvoor in aanmerking komende akten heb ik met een J, B of P aangegeven met welke stijl ik gerekend heb. Andere dan de drie genoemde stijlen ben ik in dit cartularium niet tegengekomen. In het cartularium staan twee akten waarvan het jaartal aantoonbaar onjuist is afgeschreven, nl. de nrs. 2/5 en 30/33 (folio 1 en 5-6). In de regestenlijst heb ik deze geplaatst op de ware datum, terwijl ik op de foutieve datum een verwijzing heb gezet.