In de periode 1838-1920 zijn de burgerlijke vonnissen voorzien van een jaarlijkse index op namen van de partijen, welke index bij de vonnissen is ingebonden. Het nummer verwijst naar de bladzijde. Indien een naam van * is voorzien, dan betreft het een zogenaamde "pro deo" zaak. Soms zijn deze in een aparte band ingebonden, zo niet dan als een aparte afdeling binnen de band met vonnissen van het betreffende jaar. Na 1921 zijn deze klappers niet meer bij de vonnissen bewaard, maar apart geborgen. Dossiers betreffende burgerlijke zaken bestaan niet. De stukken die niet tot de normale archiefstukken van de rechtbank behoren, zijn destijds geretourneerd aan de partijen. Over het algemeen zijn naast het vonnis alleen de processen verbaal van het verhandelde tijdens de zitting en de stukken die door de advocaten aan de rechtbank werden gericht (het pleidooi) bewaard.
Vanaf 1923 zijn de rolkaarten bewaard. Hierop werd bijgehouden op welke data de rechtbank enigerlei werk verricht heeft aan een zaak, bijvoorbeeld de binnenkomst van een te behandelen stuk, maar ook wanneer de zaak ter zitting werd behandeld. In dit laatste geval kan in de processen verbaal en de vonnissen op de betreffende datum worden gezocht.